‘Zo’n huilend meisje, daar konden ze niet tegen’


Evy, Valentine, Meaph vertellen het verhaal van Jopie van Hofwegen
Agatha Dekenstraat, AmsterdamAmsterdam-West

Evy, Valentine en Meaph ontmoeten Jopie van Hofwegen in de bibliotheek van de Annie M.G. Schmidtschool. Jopie vindt dat ze erg mooie namen hebben en is benieuwd naar de eerste vraag. Nadat ze een tijdje over de oorlog heeft verteld, vraagt ze: “En hebben jullie nog iets gezelligs te melden?” Dan verandert het onderwerp naar ‘de vakantie’ en kijkt Jopie voor het eerst vrolijk.

Was u bang in de oorlog?
‘‘s Avonds mocht je geen licht aan. De gordijnen moesten dicht. Een keer deden mijn zusje en ik de gordijnen opzij om naar buiten te kijken. Daar stonden twee soldaten, die hun geweren op ons richtten. Dat was in de Agatha Dekenstraat, hier niet ver vandaan. Mijn ouders trokken ons weg en deden gelijk dat gordijn weer dicht. De soldaten hebben niet geschoten, maar voor hetzelfde geld deden ze dat wel. Ze zagen waarschijnlijk wel dat wij kinderen waren. Maar het was erg angstig en dat vergeet je nooit meer. Mijn vader had een radiootje op zolder waar hij het nieuws op kon horen, maar dat moest heel stiekem gebeuren. Die radio was daarom verstopt. Als er oranje nieuws was, kwamen de buren ook luisteren. Maar het was wel gevaarlijk, want eigenlijk kon je niemand vertrouwen, je wist nooit of iemand je ging verraden. Daarom kwamen er ook niet veel kinderen bij mij thuis spelen. We kwamen niet bij elkaar over de vloer. Er was altijd wel angst. Ik speelde vooral met mijn zussen.’

Kende u ook mensen die waren opgepakt?
‘Je hoorde de soldaten vaak ‘s nachts lopen. Ze hadden van die harde stappen met hun harde schoenen. Mijn vader is niet opgepakt, maar de vader van mijn latere man wel. Die werd naar Duitsland gebracht om in een fabriek te werken. Hij is gevlucht en is lopend naar Nederland teruggekomen. Een oom van me was ook opgepakt. In het kamp in Duitsland hadden ze hem tot aan z’n nek toe begraven. Hij had honger en dan schoven ze een bord met eten naar hem toe en weer terug. Dat waren pesterijen, ze probeerden de mensen uit.’

Wat at u tijdens de Hongerwinter?
‘Ik herinner me bloembollen. De buurman had een keer enorme honger en kreeg van ons een bloembol. Die zat hij op te peuzelen alsof het kreeft was. Hij vond het heerlijk, maar het was echt vies. Brood was er niet en mijn moeder maakte een soort pap ergens van. Dat was niet lekker. We hebben ook een keer kat gegeten. We wisten niet dat het een kat was, hoor. Dat hebben ze later verteld. Mijn moeder had het gebraden en de buren uitgenodigd, want als er eten was dan deelde je het vaak met de buren. Die kat smaakte best lekker. Mijn vader en mijn oudste zus gingen wel eens op de fiets – met houten banden – naar de boeren. Bij een boerderij aangekomen, ging mijn zus huilen. Ze speelde een toneelstukje, want dan kregen ze groente en aardappelen. Ze zijn ook een paar keer aangehouden door de Duitsers, maar dan begon mijn zus weer te huilen en dan lieten ze hen weer gaan. Zo’n huilend meisje, daar konden ze niet tegen.’

Weet u nog wat u dacht toen de oorlog eindigde?
‘Ik was heel vrolijk! Er waren straatfeesten, iedereen liep verkleed. Een buurman lag in een grote kinderwagen en had een luier om waar ze mosterd op hadden gesmeerd. De andere buurman was als vrouw verkleed en liep erachter. Dat was heel grappig. Iedereen deed gek en was blij en voelde dat we vrij waren. Ik heb me nog nooit zo vrij gevoeld als toen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892