‘Weer alles kopen zonder bonnen, als we dat beleven, hebben we gewonnen’


Funda, Julia en Nassira vertellen het verhaal van Hannie Schepers-Oosterhof
Bos en Lommerweg 43Bos en Lommer

Hannie Schepers- Oosterhof is tien als de oorlog begint. Funda, Julia en Nassira van de Multatulischool doken flink de geschiedenis in aan de hand van de vele spulletjes die Hannie Schepers uit die tijd heeft bewaard. Onder het genot van een flesje Fanta en met op de achtergrond muziek uit de jaren veertig, die speciaal voor de gelegenheid was opgezet, stelden ze hun vragen.

Hoe was de oorlog voor u?
‘De eerste jaren vielen best wel mee. Het was natuurlijk niet leuk. We moesten op houten banden naar de Uitweg (een kronkelige weg bij de molen aan de Haarlemmerweg) fietsen om groente en aardappels te halen. Er gebeurden wel erge dingen. Het eten was op, we hadden honger en op die plek bij de Haarlemmerweg zijn drie mensen doodgeschoten en wij moesten stoppen van de Duitsers en toekijken. Ik heb weggekeken. Erg voor mij als kind was ook dat ik mijn hond Molly, die ik sinds mijn vierde had, moest laten inslapen omdat we geen geld meer hadden voor eten. Of we Molly hebben opgegeten? Nee, alsjeblieft. Maar katten aten mensen soms wel in de oorlog. Dat was heel erg, maar erger was dat ik zag hoe onze buren in een vrachtwagen werden gestopt en werden weggereden. Vast naar een concentratiekamp. Ze waren Joods. Nee, ik niet. Anders zat ik hier waarschijnlijk niet.’

U heeft veel spulletjes bewaard, zien we.
‘Heel veel. Bijvoorbeeld een sigaar die mijn vader kreeg nadat ie heel stoer in de Euterpestraat, waar hij zich moest melden (en dat betekende vaak niet iets goeds), had gezegd dat ie niet naar Duitsland ging. Hij zei: “Jullie zeggen toch altijd ‘befehl is befehl’, dus blijf ik bij het spoor, want dat moest ook van jullie!’Toen mocht ie gaan, en kreeg ie een sigaar toe! Ik heb ook nog een munt ter nagedachtenis aan een staking bij het spoor waar mijn vader – stationschef – aan mee heeft gedaan. En geld uit die tijd, illegale blaadjes die mijn vader stencilde, lege pakjes kauwgum en sigaretten, granaatscherven, een poster van een soldaat. Die poster had ik gepikt uit een winkel op de Dam waar je je tijdens de oorlog kon aanmelden voor het Duitse leger. Het pand werd vlak na de oorlog door boze Nederlanders geplunderd. En… heel mooi, ik heb mijn poesiealbum nog.’

Wat staat er allemaal in het poesiealbum?
‘Veel rijmpjes en lieve woorden. Van mijn moeder bijvoorbeeld in 1937: ‘Leef gelukkig, zonder verdriet, bloei als een roos en vergeet mij niet’. M’n tante To schreef in november 1942: ‘Weer alles kopen zonder bonnen, als we dat beleven, hebben we gewonnen!’ En Piet, die samen met mijn vader in de Reinier Claeszenstraat was ondergedoken, schreef er op 15 december 1944 in. Het laatste couplet is zo: ‘Deze bladzijde zal na jaren/ Je gedachten terug laten gaan/Naar een der slechtste van je leven/ Herinner je dan bij al die overpeinzingen/ In een hopelijk gebeterd getij/ Terwijl je deze regeln ziet/ Ook een ogenblikje nog eens aan mij/ Die kennis van je, genaamd Piet.’ Omdat ik difterie kreeg, kreeg ons huis een plakkaat op de deur dat er een besmettelijke ziekte aanwezig was. Dat schrok de Duitsers af. Toen konden mijn vader en Piet dus weer in huis komen. Dat ze gevaar liepen ziek te worden, namen ze op de koop toe.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892