‘De kippen waren al bedorven, maar dan hadden we iets in ons maag.’


Florien (12), Charlotte (12) en Wessel (12) vertellen het verhaal van Louise Hanrath was 9 jaar toen de oorlog begon
Sportlaan 237Scheveningen

Louise Hanrath woont met haar ouders, broer en zus aan de Sportlaan als de oorlog begint. Ze zit dan op de O.G. Heldringschool, waar ook de kinderen op zitten die haar interviewen. In het begin van de oorlog verandert er maar weinig. Maar in 1942 wordt het gezin geëvacueerd voor de aanleg van de Atlantikwall. Ze krijgen een huis toegewezen aan de Koningin Emmakade.

Wat vond u ervan dat u verplicht moest verhuizen door de aanleg van de Atlantikwal? 
Ik vond het verschrikkelijk dat we hier weg moesten. Met vriendjes en vriendinnetjes speelde ik in de zomer overdag verstoppertje. We hadden het dan over waar iedereen heen ging. Ik zei tegen ze: ‘Jongens, het lijkt zo leuk dat je gaat verhuizen, maar misschien zien we elkaar nooit meer.’ En zo is het eigenlijk ook gegaan voor een hele hoop mensen. Want veel van hen zijn na de oorlog niet meer in deze wijk terug gekomen. Ik vond het een hele ingreep, die evacuatie. Wij moesten naar een ander deel van Den Haag. Het huis dat wij kregen was van gepensioneerde mensen. Zij moesten zelf zorgen dat ze ergens anders onderdak kregen. We mochten bijna niks meenemen. Veel van mijn speelgoed is op straat gezet. Daar was namelijk geen plek voor in het huis waar we heen gingen. Het was eigenlijk te klein voor ons. Ik was hierdoor heel boos op de Duitsers.

Heeft u honger geleden?
In het begin van de oorlog hadden we nog genoeg te eten, want we kregen bonnen en in het begin was dat ruim voldoende. Maar het werd steeds minder. Op een gegeven moment kregen we maar één brood per week en wij waren met zijn vijven thuis. Toen heb ik wel echt honger gehad. Ook heb ik gebakken tulpenbollen gegeten. Maar daar werd ik heel ziek van. Wel hebben we nog mazzel gehad. We hadden namelijk een zomerhuis buiten Den Haag. Richting het einde van de oorlog kwamen daar mensen uit Gouda wonen, want hun eigen huis was gebombardeerd. Die man was kippenboer en hij betaalde de huur met kippen. De kippen werden met een trekschuit naar Den Haag gebracht. Die trekschuit deed er heel lang over om hier aan te komen, dus die kippen waren al bedorven. Maar we hebben ze toch opgegeten. Dat heeft ons wel goed gedaan, want dan hadden we in ieder geval iets in onze maag.

Wat is het engst dat u heeft meegemaakt tijdens de oorlog?
We waren in het zomerhuis met de hele familie, de poes en de hond. We dachten dat we daar nog rustig vakantie konden vieren. Het was een huis aan het water. Maar op een dag is daar toch een inval geweest van de Duitsers. Mijn broer heeft zich moeten verstoppen, omdat hij oud genoeg was om tewerkgesteld te worden in Duitsland. Boven waren twee kamertjes met daarboven nog een heel klein zoldertje. Daar stonden allemaal weckflessen. Daar is mijn broer achter gekropen. De Duitsers vroegen aan mij wat er was op dat zoldertje. Wat moest ik zeggen? Ik heb uiteindelijk niks gezegd en die man heeft niet de moeite genomen om te gaan kijken. Dat was wel heel erg eng. Gelukkig is het goed afgelopen.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892