‘We dachten dat die mooie, rode ballen erbij hoorden’


Asiye, Asmaa en Joppe vertellen het verhaal van Nel Machiels
Van Dijckstraat, Tongelre

Nel Machiels was zes jaar toen de oorlog uitbrak. Ze woonde toen aan de Van Dijckstraat in Tongelre. Sommige gebeurtenissen staan nog in haar geheugen gegrift en daar kan ze levendig over vertellen. Asiye, Asmaa en Joppe van basisschool de Floralaan in Eindhoven waren heel benieuwd naar haar verhalen.

Hoe was de bezetting voor u?

‘Tijdens de oorlog was er veel schaarste. We hadden eigenlijk niks. Je had voedselbonnen nodig om eten te kopen. De ene bon was goed voor aardappelen, een andere voor brood. Er waren maar een paar plekken waar je eten kon kopen in de stad. Mijn moeder gaf aan ons kinderen een bonnetje mee voor melk en brood en dan gingen mijn broers en ik in de rij staan. Mijn vader werkte in een sigarenfabriek. Hij fietste op houten banden naar Lieshout om de gekochte sigaren te ruilen met drie broers – de ‘boerkes’ – voor brood, graan of meel. Het was verboden en dus wel gevaarlijk. Maar ja, anders hadden we echt te weinig te eten. We hadden ook moeite om het huis warm te stoken. We hadden een ‘duvelkachel’, maar er waren geen kolen om te stoken. We gingen op de fiets naar het plaatsje Gerwen om dennenappels te zoeken voor de kachel. Ook maakten we bolletjes van kranten. Die werden in een wasteil in een bepaalde vloeistof geweekt en vervolgens gedroogd om daarna in de kachel te stoken. Er waren in de oorlog geen kleren te krijgen en als klein meisje groeide ik natuurlijk. In mijn jurk werd steeds als ik gegroeid was een extra tussenstuk genaaid. Op die manier groeide de jurk met mij mee.’

Heeft u een bombardement meegemaakt?
‘Ik kan me twee bombardementen nog heel goed herinneren. Het Sinterklaasbombardement van 6 december 1942 en het bombardement net na de bevrijding, op 19 september 1944. Toen het Sinterklaasbombardement begon, was mijn vader net uit ‘Puk en Muk’, een boekje dat we van Sinterklaas gekregen hadden, aan het voorlezen. We gingen met z’n allen onder de tafel, die mijn vader onder het raam had geschoven, schuilen. Zo zaten we het veiligst voor het geval er dichtbij een bom zou ontploffen. Op 19 september 1944, een dag nadat we waren bevrijd, ging ik met mijn moeder naar de markt. Het was feest! Iedereen was uitgelaten, er werd gedanst en gezongen. Mijn vader en broertje waren thuis en mijn andere broer was met zijn vrienden de bevrijding aan het vieren. Toen we thuis kwamen, zagen we mooie, rode ballen in de lucht. We dachten dat dit bij het bevrijdingsfeest hoorde, maar dat waren bommen. De buurman zei dat we rap naar binnen moesten en daar gingen we onder de tafel zitten. Ik moest heel nodig plassen, maar van mijn vader mocht ik niet naar de wc. “Plas maar in de koekjestrommel,” zei mijn vader. Dat heb ik niet gedaan, anders zou ik nooit meer koekjes lusten.’

Hoe is dat afgelopen?
‘Na het bombardement kwam de buurman om hulp vragen. Zijn zoon Jan was ernstig gewond geraakt. Toen ik bij de buren kwam, lag Jan, die een jaar of twintig was, op twee stoelen. Hij zat helemaal onder het bloed. Hij is toen overleden. Wij konden niet meer in ons huis blijven. Door het bombardement waren alle ramen kapot en er lag een onontplofte splinterbom in de tuin. Totdat deze onschadelijk gemaakt was, moesten we bij vrienden logeren. Dat was heel gezellig. Samen met de kinderen van die vrienden gingen we dan in de rij staan om met bonnen eten te kopen.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892