‘Vader was bij de NSB gegaan om ons te helpen’


Kayra, Sude, Solafa vertellen het verhaal van Mia Lucius
Woenselsestraat, Eindhoven

Kayra, Sude en Solafa van de Atalantaschool in Eindhoven hebben veel zin in het interview met Mia Lucius. Het is wel een beetje spannend. Haar vader zat bij de NSB en kun je daar dan wel vragen over stellen? Eenmaal bij haar huis vergeten ze hun zorgen als ze mevrouw Lucius glimlachend bij de deur op hen zien wachten. De nu 93-jarige was twaalf toen de oorlog begon. Ze woonde toen met haar ouders, broer en twee zusjes aan de Woenselsestraat op het pleintje bij de Vlokhovense kerk. Ze vertelt honderduit aan de hand van foto’s en brieven. Ook over haar (latere) man die in het verzet zat en de ondergrondse krant Het Parool drukte.

Hadden jullie genoeg te eten?
‘Nee, soms hadden we echt honger. Bij de boeren in Vlokhoven kochten we melk. Of we ruilden het voor iets. Dat moesten we stiekem doen, want ze mochten ons dat eigenlijk niet geven. Ook kleding was er niet genoeg. Mijn moeder kon heel goed breien, maar er was geen wol meer te krijgen. Ze haalde daarom de gebreide bedspreien uit en van de wol breide ze dan broekjes en hemdjes voor ons.’

Was u bang in de oorlog?
‘Het was best een angstige tijd. Ik weet nog dat je V1- en V2-raketten hoorde overvliegen. De V1 vloog heel langzaam: tuut – tuut – tuut. De V2 ging heel snel: tu-tu-tu-tuut. Wij zeiden dan altijd: ‘Onze lieve vrouwke, geeft hem nog een douwke’. Maar dan zei moeder: ‘Dan valt hij bij iemand anders naar beneden!’ In de Kruisstraat is er een keer eentje naar beneden gekomen. Twee jonge meisjes zijn toen omgekomen.

Een ander angstig moment was tijdens het Sinterklaasbombardement in 1942. Ik zat achterop de fiets bij mijn vader. Opeens waren er overal vliegtuigen. ‘Ik draai om’, zei vader. Terwijl hij omkeerde, vielen de bommen al uit de lucht. Dat was heel eng. Mijn vader fietste heel snel naar huis met mij. Mijn moeder stond al op de uitkijk. We zijn snel met de buren de schuilkelder ingegaan. Die kelder hadden ze samen. Het was een soort ronde ton, half in de grond, die vader bekleed had.’

Wat weet u van de reden dat uw vader bij de NSB zat?
‘Ik herinner me nog hoe Piet van Rossum en zijn vrouw aan de deur kwamen om mijn vader over te halen om bij de NSB te gaan. ‘Je krijgt dan werk’, zeiden ze. ‘Dan kan je voor je gezin zorgen.’ Mijn vader kreeg werk als hulpagent. Hij wilde ook dat ik bij de Hitlerjugend ging, maar dat wilde mijn moeder niet. Zij vond het ook vreselijk dat hij bij de NSB zat. Soms stonden mannen in van die zwarte pakken van de NSB aan de deur en die zeiden: ‘Hausee!’ Mijn moeder zei dan ‘Stikt ermee’. Dat mocht ze eigenlijk niet zeggen; dat was heel gevaarlijk.

Ik had een hele goede band met mijn vader. Het was een hele lieve man. Hij heeft ook de buurman kunnen helpen juist doordat hij bij de NSB zat. De buurman zat ondergedoken en moest van zijn vrouw naar huis komen omdat hun kind heel ziek was. Mijn vader is hem toen in zijn politiepak gaan halen. Zo kon de buurman toch zonder gevaar naar huis. Daarna heeft mijn vader hem weer naar zijn onderduikadres gebracht.

Na de oorlog is mijn vader opgepakt en moest hij een tijd naar kamp Vught. Wij gingen hem daar wel eens bezoeken. Hij zei altijd dat hij bij de NSB was gegaan om geld voor ons te verdienen, zodat wij de oorlog konden overleven. Gelukkig ben ik nooit gepest omdat mijn vader bij de NSB zat.’

Kende u iemand die bij het verzet zat?
‘Ja, mijn latere man. Hij moest ’s nachts illegale krantjes drukken op de Kruisstraat. Niemand wist daarvan, zelfs zijn moeder niet. Hij zei altijd dat hij het druk had met werken. Tijdens het drukken had hij de achterdeur openstaan, omdat er toch nooit iemand voorbijkwam. Een keer kwam er een Duitse soldaat binnen die enveloppen vroeg. Snel gaf hij de enveloppen, terwijl op de achtergrond de drukpers de krantjes drukte!’

Wat weet u nog van de bevrijding?
‘Dat in Son de parachutisten landden. Je kon dat vanaf ons huis zien. Duitsers schoten op ze. In Woensel gingen gewapende Amerikanen de straten door, op zoek naar Duitsers. De voorste Amerikaan werd toen doodgeschoten door twee Duitsers die in de kerktoren verstopt zaten. Je kunt de gaten nog in de kerktoren zien. Daarop zijn de twee Duitsers door Amerikanen doodgeschoten en achter de kerk gegooid. Ik ben toen met een vriendin daar gaan kijken. Op 18 september werd voor ons huis door Duitse soldaten een kanon neergezet en in het poortje mitrailleurs. Alle mensen van de Woenselsestraat moesten hun huis uit. Moeder zei: ‘We gaan naar mijn zus in Strijp, daar zijn we veiliger’. Onderweg zagen we heel veel vliegtuigen. Iedereen dacht dat het de bevrijders waren, maar mijn moeder zag een hakenkruis op het vliegtuig. Ze riep: ‘Terug, terug!’ We zijn snel bij een tante naar binnen gegaan en direct viel er vlakbij een bom. De hele vloer ging ervan omhoog. Het kanon stond na de oorlog nog heel lang op de Kloosterdreef. En mijn tante uit Son had van een parachute een jurkje voor de eerste communie van mijn zusjes gemaakt.’

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892