‘Ik kreeg iets op mijn hoofd en bloedde als een rund’


Soraya, Selina, Bartu en Mathew vertellen het verhaal van Arie de Hoop
Nieuwe Bogert, Eindhoven

Als we bij ‘t Oude Raadhuis aankomen is Arie de Hoop er al. Hij was vier jaar toen de oorlog begon en wordt geïnterviewd door Soraya, Selina, Bartu en Mathew van basisschool ’t Karregat in Eindhoven. Selina doet vanwege quarantaine via de laptop mee vanaf huis. Arie de Hoop woonde in de oorlog met zijn ouders en broertje op de Nieuwe Bogerd, vlak bij het station. In 1944 kwam er ook nog een zusje bij. Hij komt uit een Joodse familie en veel familieleden zijn vermoord. Daar leest hij nu een boek over waar de stamboom van zijn familie in beschreven is.

Ging u naar school in de oorlog?
‘Ja, ik zat op de Philipsschool. De eerste Philips-lagere school zat aan de Mathildalaan, dat was niet ver van ons huis.  Maar midden in de oorlog werd het te gevaarlijk daar en toen ging ik naar de vierde Philipsschool in Tivoli. Ik moest dan op mijn doortrappertje helemaal door Eindhoven, naar het andere eind van de stad. Soms ging er onderweg een luchtalarm af. Dan ging ik schuilen in een café. Ook ging ik soms met de bus naar school. Als dan het alarm afging, moest iedereen de bus uit om een schuilplaats zoeken.’

Waren er ook aardige Duitsers?
‘Wij woonden vlak bij een groot veld, de beemd. Daarachter had je de spoorlijn waar treinen met grote brokken kolen vanuit Zuid-Limburg bijtankten. Zo’n trein stond dan heel lang stil op de buitenste sporen. Dat hadden veel mensen door en die kwamen daar op af met een hark en jutezak. Dan sprongen ze het slootje over en dan ‘ritzzsss’, zo een kool eraf en rennen om niet gepakt te worden. In die beemd stonden geschutskoepels. Dat waren kleine hutjes en daar stonden mitrailleurs op. Dus we hadden aan de ene kant de Philipstoren wat een mikpunt was en aan de andere kant die geschutskoepels. Dus we zaten niet zo veilig. Wij hadden thuis konijnen en die moesten eten. Gras. En waar had je gras? In de beemd! Dus dan gingen we met een jutezak en een aardappelschilmesje gras snijden. Het was berekoud. Eenmaal bij die geschutskoepels kwam er een Duitser aan en die zei: “Kom maar mee”. Mochten we binnen in die koepels zitten om warm te worden. Ook kwam hij met keurig gesneden gras voor ons. Er waren dus ook aardige Duitsers, ja.’

Wat herinnert u zich nog van het Sinterklaasbombardement?
‘Het was dus 6 december en we hadden van Sinterklaas een bolderwagen gekregen. Een van mijn vriendjes had ik als paard voor de kar gespannen. Mijn broertje van twee zat in de wagen. Zo gingen we op pad naar vrienden. Bij het spoor zag ik opeens boven de Philipstoren allemaal rode ballen. Er was een hoop kabaal  en ik ben gaan lopen. Ik kreeg iets op mijn hoofd. Kennelijk een scherf, want  ik bloedde als een rund. Iemand nam me in huis om het bloed uit mijn haren te spoelen, toen er ineens werd geroepen: “Een bom, weg!” Toen ben ik weer gaan lopen. Rennen, rennen, rennen. Ik wist niet wat er precies gebeurde. Je loopt met de massa mee, vanaf de spoorlijn richting Woensel. Mijn broertje moet uit die bolderwagen geklommen zijn op de een of andere manier. Die hebben ze later ergens teruggevonden. Van de bolderwagen hebben we niks meer teruggevonden, alleen die ijzeren randjes die om de wielen zaten. Uiteindelijk ben ik bij de Kloosterdreef terechtgekomen, waar ze me hebben opgevangen in een noodhospitaal. ‘s Avonds kwamen mijn ouders mij ophalen. Samen zijn we, ik op mijn doortrappertje, naar Acht gereden. Daar stond een trein te wachten en die heeft ons uiteindelijk naar Utrecht gebracht, naar mijn grootouders van moeders kant. Ons huis was beschadigd. De huizen naast ons waren allemaal weggebombardeerd.’

Wat weet u nog van de Bevrijding?
‘De geallieerden waren in de buurt van Eindhoven, dus de bevrijding kwam eraan. Mijn ouders voorzagen dat er rotzooi van zou komen. Wij zijn toen gevlucht en bij een boer terechtgekomen. Daar hebben we in de stal op stro geslapen. Het stikte er van de vlooien. Verschrikkelijk, ik weet het nog goed. Maar ook in de boerderij werd het gevaarlijk. Toen zijn we het veld op gegaan en hebben we de hele nacht, met mijn pasgeboren zusje, in een droge sloot gelegen. De volgende dag kwamen de militairen met geweren vlak langs die sloot gelopen. Dat was nog even heel gevaarlijk. Maar in de stad was het ook gevaarlijk. Eindhoven was bevrijd, maar een dag later kwamen er weer bombardementen. Alles is toen platgebombardeerd. De Demer was helemaal weg. Één kale vlakte. Ons huis was weer beschadigd. We zijn toen in een huis aan de Floralaan, waar een NSB’er had gewoond, gaan wonen.’

      

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892