‘Toen niemand keek, heeft mijn moeder dat paspoort gauw gepakt en het opgegeten’


Jente, Natalie en Nathan vertellen het verhaal van Henk Nonnekes
Jan van Galenstraat 153Amsterdam-WestDe Baarsjes

Jente, Natalie en Nathan van de Admiraal de Ruyterschool mochten op bezoek komen bij Henk Nonnekes om hem te interviewen over de Tweede Wereldoorlog. Hij woonde toen op de Jan van Galenstraat, om de hoek bij de school. De leerlingen kregen na het interview allemaal mooie prenten mee van de oorlog en mochten zelfs een zelfgemaakte ansichtkaart van meneer Nonnekes uitzoeken.

Hoe was het om als kind de oorlog mee te maken?
‘Als jongen van tien vond ik al die tanks en kanonnen in eerste instantie heel interessant. Wat ik ook spannend vond, was om ’s avonds naar buiten te kijken. Wij zagen vanaf ons balkon de zoeklichten die de lucht afspeurden op zoek naar Engelse vliegtuigen. Vlak voor onze ogen vonden er luchtgevechten plaats. De Engelse en Duitse vliegtuigen beschoten elkaar en het kwam ook geregeld voor dat zo’n vliegtuig neerstortte. Ik heb ook bommen zien vallen in de Spaarndammerbuurt. We gingen dan op het dak van ons huis zitten om te kijken. Je moest wel oppassen voor de granaatscherven die als regen uit de lucht kwamen vallen. Die scherven waren enorm scherp en gloeiend heet. In het begin van de oorlog ging alles rustig door. Later werd het naar. Mensen werden gewoon op straat opgepakt. Zo’n moment heb ik ook eens meegemaakt samen met mijn moeder. Wij hebben gezien hoe mensen werden doodgeschoten op het Weteringplantsoen, als wraak voor hun verzetsdaden. Wij werden door de Duitse soldaten gedwongen om toe te kijken. Op andere momenten wilden we juist wel naar die soldaten kijken. Voor ons huis was een sportveld waar Duitse soldaten moesten sporten. Daar zaten ook mannen bij met van die bierbuiken. Er stonden op elke hoek van het sportveld mitrailleurs opgesteld, die naar de huizen toe gericht waren. Je mocht eigenlijk niet voor het raam staan en kijken als ze bezig waren met sporten. Dat deden we dus wel stiekem en dan lachten we heel hard om die dikke buiken die daar op dat veld liepen en amper vooruit kwamen.’

Kende u mensen uit het verzet?
‘Mijn moeder was huishoudster bij een Joodse familie. Hun dochter zat in het verzet. Die vrouw had daarom ook twee identiteitsbewijzen, waarvoor er één natuurlijk vals was. In haar huis, in de Vondelstraat, kwamen vaak verzetsgroepen bij elkaar. Blijkbaar waren ze verraden want op een dag kwam er een NSB’er bij dat huis om één van die verzetsleden op te wachten. Mijn moeder heeft daar toen een week lang vastgezeten. Ze wist dat er boven in een lamp een vals identiteitsbewijs van die joodse mevrouw lag. Toen niemand keek, heeft mijn moeder dat paspoort gauw gepakt en het opgegeten. Er zat natuurlijk ook een foto op en daar heeft ze een hele lange tijd op moeten kauwen voordat dat weg was. Als die NSB’er dat paspoort had gevonden, waren ze allemaal de klos geweest. Die week dat mijn moeder weg was, was voor mijn vader en mij enorm spannend. Het was het ergste wat ik heb meegemaakt tijdens de oorlog. Je wist op dat moment niet wat er gebeurd was. Misschien was ze wel doodgeschoten. Gelukkig is ze er goed vanaf gekomen. Mijn vader heeft ook nog als een soort koerier bij mensen geld gebracht die zelf geen inkomsten meer hadden door de spoorwegstaking. Toen mijn vader ziek werd, heb ik dat ook een paar keer gedaan.’

Hoe kwam u tijdens de oorlog aan eten?
‘Alle Nederlandse mannen moesten naar Duitsland om in fabrieken te werken. Mijn vader had een vriend die op het kantoor werkte waar iedereen zich moest inschrijven.  Die man heeft de papieren van mijn vader laten verdwijnen. Mijn vader moest daarna wel onderduiken, in wat nu het Erasmuspark is. Vroeger waren daar tuinderijen. Hij was ondergedoken in één van die boerderijen, in de kelder. Ik heb in die tijd ook vaak op die boerderij geholpen. Zo hadden wij soms nog een beetje groenten. Als je pech had, werd het onderweg naar huis weer afgepakt door NSB’ers. Op een gegeven moment wisten wij precies waar die mensen stonden. Ik ging vaak ’s avonds terug om het eten via een andere route weg te smokkelen. Ook kwam één van onze buren op een keer met een varken thuis. Dat varken werd door het trappenhuis naar twee hoog gesleurd en helemaal schoongemaakt in de badkuip. De buurman, die slager was, sneed het in stukken. Wij krijgen ook een lekker stukje. De hele trap en het portiek lagen vol met bloed, dus mijn moeder is dat snel met een emmer sop gaan schoonmaken. In datzelfde portiek woonde namelijk een NSB-er, dus alles moest snel opgeruimd worden voordat iemand daar achter kwam. Later in de echte hongerwinter werd het lastig en was er niks meer. Met de bevrijdingsfeesten won ik eens een keer een zak aardappelen met een hardloopwedstrijd. Dat was feest!’

         

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892