‘Soms denk ik, heb ik het wel echt beleefd? Maar zoiets verzin je niet!’


Jasper, Ilyas K, Rohan vertellen het verhaal van Mier Ide
Waverstraat 74 huisDe Rivierenbuurt

Mevrouw Ide was 12 jaar toen de oorlog begon en woonde in de Waverstraat met haar ouders, een straat waar veel Joodse mensen woonden. Haar ouders hebben veel onderduikers opgevangen. In 1944 verhuisden ze naar de Rijnstraat omdat het te gevaarlijk werd. Jasper, Ilyas en Rohan van de Wiltzanghschool uit Bos en Lommer reizen met de tram naar Amsterdam-Zuid voor het interview met haar.

Wie zaten er bij u thuis in het verzet?
Mijn vader en moeder zaten diep in het verzet. Ook mijn neven, tantes en ooms zaten in het verzet. Mijn ouders hadden altijd voor korte tijd onderduikers in huis. Soms waren het vier soms wel twaalf mensen. We hadden geen geheime plek, dus ze bleven nooit langer dan een paar nachten, dan gingen ze weer naar een volgend adres. Ik was 15 jaar toen ik zei dat ik ook mee wilde werken. Mijn vader zei toen: “Dat is goed, want als een van ons gepakt wordt zijn we toch allemaal de klos”.  Omdat ik een gewoon schoolkind was met lange vlechten konden ze me goed gebruiken, want ik zag er heel onopvallend uit. Ongeveer één keer per maand kreeg ik iets te doen. Ik ging dan met duizenden guldens of distributiebonnen in mijn schooltas op weg en moest een adres uit mijn hoofd leren om het naar toe te brengen. Verder wist ik niks. Want hoe minder je wist, hoe veiliger het was. Ik was altijd misselijk van de angst en spanning.

Ben u zelf nooit gepakt?
Op een dag liep ik op straat met mijn schooltas vol bonnen, ik sloeg een hoek om en de straat stond vol met mannen die uit hun huizen werden gedreven. In 1944 waren alle joden al grotendeels weg, dus werden de Hollandse mannen opgepakt om te werken in de Duitse fabrieken. De zwarte politie kwam op me af en vroeg op strenge toon waar ik vandaan kwam en waar ik naartoe ging. Met benauwde stem zei ik: “Nou, gewoon van school”. Ik gaf een verkeerd adres op waar ik de spullen heen moest brengen. Ik kreeg een stomp in mijn rug en mocht doorlopen. Met mijn lange vlechten geloofden ze me gelukkig. Uit mijn ooghoek zag ik al die mannen en ook jonge jongens uit hun huizen worden gesleurd. Ik ben aangekomen op mijn geheime adres maar had van angst in mijn broek gepoept.

Is er een keer iets gevaarlijks gebeurd?
Ik denk dat het rond 1941 was. Op een dag kwam ik uit op het Daniel Willinkplein, nu het Victorieplein. Daar was iets vreselijks gebeurd. Dat hele plein lag vol met mensen die op hun buik lagen en óver die mensen liepen kerels in groene uniformen met zwarte laarzen aan. Al die mensen brulden en schreeuwden terwijl die kerels er gewoon overheen liepen! Ik was zo overstuur toen ik op school kwam dat ik alleen maar uit het raam staarde. Mijn lerares kwam naar me toe en vroeg wat er was. En toen heb ik het verteld. Sinds die tijd heeft ze altijd exra op me gelet. Soms denk ik, heb ik het wel echt beleefd? Maar zoiets verzin je niet!

Wat heeft u nog meer meegemaakt?
In de Waverstraat hadden wij een buurvrouw, Lilly Franken Josephy. Zij hielp mij met mijn huiswerk Latijn en Grieks. Op een avond was ik daar toen er werd aangebeld. Ze deed open en er stapten twee mannen van de zwarte politie binnen. Ze zeiden: “We komen u halen!” En toen zei Lilly: “Ik wil niet mee. Ik maak me dan liever van kant!” Waarop die ene poltieman zei dat hij dan even moest overleggen. Hij kwam terug en gaf haar zijn revolver met de woorden: “Hier, doe maar.” Ik had me in een hoekje van de woonkamer teruggetrokken en hoorde en zag alles. Tilly zette de revolver tegen haar hoofd en klikte. Maar ze hadden de kogels eruit gehaald. Ze deed haar ogen open en vroeg of ze dood was? “Nee hoor,” riepen die kerels, “je gaat met ons mee”. Op dat moment ontdekte ze mij en vroegen ze wie ik was en wat ik kwam doen. Na een paar klappen riepen ze dat ik snel weg moest gaan en ze hebben haar meegenomen. Ik was zo van slag dat ik het hele verhaal pas een week later aan mijn ouders heb verteld.

Fotografie: Saskia Gubbels

Lilly heeft het helaas niet overleefd. Haar baas heeft haar tot twee keer aan toe uit de Hollandsche Schouwburg gered. Hij zei dat hij haar niet kon missen omdat ze heel belangrijk werk deed. Maar ze weigerde onder te duiken. Steeds dacht ze: nu laten ze me wel gaan. Toen ze de derde keer al in de trein zat is het haar baas niet meer gelukt haar eruit te krijgen.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892