‘Opeens schoten de soldaten de vriend van mijn vader dood.’


Meryem (10), Esra (11), Mesih (11), Abdul (11) vertellen het verhaal van Toos Still-Zuidwijk was 3 jaar toen de oorlog begon
Rochussenstraat 97

Toos Still-Zuidwijk is drie als de oorlog uitbreekt. Ze snapt niets van de oorlog. Niet alleen omdat ze toen te jong is om de redenen van Hitler te begrijpen, maar ook omdat ze geen verschil ziet tussen mensen. Ze heeft in de oorlog joodse, Turkse, katholieke en christelijke vrienden en vriendinnen. Wat er nu allemaal gebeurt in de wereld, dichtbij en ver weg, maakt dat Toos Still-Zuidwijk veel aan de oorlog terugdenkt. Ze vraagt de kinderen die haar interviewen, goed voor elkaar te zorgen en discriminatie geen kans te geven.

Hoe was de oorlog voor u?
Mijn ouders hebben ons  goed beschermd. Zij lieten ons nooit alleen. Als mijn vader op pad ging om eten te halen bij de boeren, was mijn moeder thuis. Als mijn vader terug was, ging mijn moeder weg en bleef hij of mijn tante bij ons. Ik was drie toen de oorlog uitbrak. In 1942 en ’43 werden mijn twee broertjes geboren. Mijn ouders hebben er alles aan gedaan om ons gezin en onze familie veilig door de oorlog te loodsen.
Mijn vader heeft altijd de Arbeidseinsatz en alle razzia’s kunnen ontlopen. Van huis tot huis werden waarschuwingen doorgegeven, waardoor veel vaders tijdens de oorlog bij hun gezinnen konden blijven. Om te vluchten werd vaak en snel over schuttingen geklommen.
Mijn vader had een paard en wagen en ging met een vriend buiten Den Haag op zoek naar eten. Op een dag kwam hij terug de straat inrijden en ik zag ze met al dat eten aankomen. Ineens waren er soldaten. Zij namen al het eten en ook het paard en de wagen in beslag. Mijn vader en zijn vriend liepen weg van de Duitsers. Opeens schoten de soldaten de vriend van mijn vader dood. Mijn vader kon gelukkig ontsnappen. Vrienden hielpen hem weg te komen. Ik vond het heel erg dat zijn vriend werd gedood.

Kwam u veel buiten in de oorlog?
Ik kwam nooit buiten zonder mijn ouders. Ik mocht alleen buitenshuis als mijn vader of moeder meeging. In de Spertijd, dus als je eigenlijk niet meer buiten mocht komen, nam mijn moeder mij mee naar mijn oma. Mijn moeder had een truc bedacht om niet ontdekt te worden als we over straat liepen. Ze ruilde kleding voor Duitse laarzen, die ze ‘s avonds op straat aandeed.  Het geluid van mijn moeders voetstappen leek op de voetstappen van de Duitse soldaten die in de Spertijd wel op straat mochten. Ik kreeg sokken over mijn schoenen aan, zodat ik geen geluid maakte. Ik weet nog goed dat we bij de slager even wachtten om te luisteren waar de soldaten liepen. We wisten dan wanneer we weer door konden lopen. Zo kwamen we bij mijn oma in de Ravensteijnstraat.
Mijn broertje kwam nooit buiten. Hij is geboren in de oorlog en was blond met mooie krullen. Tijdens een razzia wilden de Duitsers hem meenemen. Mijn tante heeft hem over de schutting getild en zo hebben de buren hem ook weer doorgegeven, waardoor de Duitsers hem niet konden vinden. Hij heeft de hele oorlog in huis gezeten. Alsof hij ondergedoken zat in ons eigen huis.

Was u bang in de oorlog? 
Ja ik was erg bang en had veel honger. Bang was ik vooral voor de V1- en V2-raketten die werden afgeschoten. Dat geluid was vreselijk en zo ongelofelijk dichtbij. Dan kroop ik in een hoekje weg. Soms alleen, maar vaak met mijn broertjes en mijn moeder. Ik durfde me niet te bewegen. Ik hoor die geluiden nog vaak in mijn slaap.

Hoe kwam u aan eten in de oorlog?
Alles werd geruild. Mijn moeder ruilde alles voor eten voor ons gezin en onze familie. Het eten, dat we na uren in de rij  bij de gaarkeukens kregen, deelden we samen met mijn tante en haar 8 kinderen. Mijn moeder had een naaimachine en veel kleding. We hadden het goed voordat de oorlog begon. Mijn moeder zag er altijd heel netjes en verzorgd uit. Op de Waldorpstraat ruilde mijn moeder al haar kleding voor eten. Op een gegeven moment hadden we niets meer. Er was ook geen hout meer in huis. Daarom gingen mijn ouders buiten Den Haag op zoek naar voedsel. De vloeren en deuren zijn gebruikt voor het stoken van de kleine kachel. Op de pijpen legden we dan plakken suikerbieten, want er was geen gas meer om op te koken. Gelukkig heb ik mijn pop nooit hoeven te ruilen voor eten.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892