‘Toen we uit de schuilkelder kropen was het één grote chaos met rook en vuur. ’


Tom (11), Bas (11) en Florent (11) vertellen het verhaal van Doortje Penninga-Groen was 4 jaar toen de oorlog begon
Adelheidstraat 107

Het huis van Doortje Groen aan de Adelheidstraat wordt door het bombardement en de brand die daarbij uitbreekt, helemaal verwoest. De brand maakt een diepe indruk op haar. Nu, 71 jaar later, denkt Doortje direct aan het Bezuidenhout als ze brand ruikt.

Wat is het eerste waar u aan denkt bij de oorlog?
Aan brand. Bij het bombardement was brand zo’n overheersende geur dat, als ik iets ruik van brand, een kaars of een lucifer bijvoorbeeld, de eerste associatie het Bezuidenhout is. Dat is wat ik mij het meest herinner.

Hoe merkte u dat het bombardement kwam?
Het was anders dan anders. Tijdens de dagen voor het bombardement was het al onrustig. Er vlogen vaker vliegtuigen over dan normaal. Hier en daar werd er al een bom gegooid. Al vrij snel kwamen er veel vliegtuigen, veel meer dan je gewend was. De sirenes gingen af. Er was paniek en mijn moeder nam ons mee naar de schuilkelder. Het was een afschuwelijke herrie. We probeerden zo ver mogelijk van het raam te staan, want het glas sprong kapot. Ik gilde. Het leek of het úren duurde. Het was afschuwelijk. De herrie die je hoort, je weet niet hoe lang het gaat duren, je weet niet wat de gevolgen zijn. Op een gegeven moment hield het op, de sirenes, de bommen. Wij wilden eruit, maar dat kon niet. De kelder was helemaal ingestort en lag vol puin. Dus we gilden en riepen om hulp. De buurman, die buiten was gebleven, leefde gelukkig nog en maakte een gat. Toen we eruit kropen was het één grote chaos met rook en vuur. Ons huis hing helemaal naar voren en kleedjes hingen uit het raam. Overal was brand en stroomde er water, omdat de leidingen waren gesprongen. Dat beeld zit in mijn hoofd. En de brandlucht vergeet ik ook nooit meer.

Waar ging u toen heen?
Daar stond ik met mijn zusjes en mijn moeder met mijn broertje van 6 weken op de arm. Op blote voeten, soms door de glasscherven, zijn we naar mijn oma gegaan. Zij woonde op dat moment ergens in het centrum bij iemand in. Onderweg liepen we door de Passage en we zagen een wieg staan in een etalage. De ruiten van de etalage waren kapot en die wieg hebben we toen meegenomen. We hebben mijn broertje erin gelegd en zo hebben we hem een eind gedragen. Toen er weer een aanval kwam, hebben we de wieg laten staan en zijn we met mijn broertje op de arm gaan schuilen. Later bleek dat mijn moeder het geldkistje ook in de wieg had gelegd. Dat waren we dus ook kwijt.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892