‘Mijn ouders hebben de oorlog overleefd dankzij een jongetje van zeven’


Noor, Maxiem en Kaatje vertellen het verhaal van Marga van Praag

Op OBS Rosa Boekdrukker zitten Noor, Maxiem en Kaatje helemaal klaar met hun vragen voor Marga van Praag. Marga is zelf na de Tweede Wereldoorlog geboren, maar vertelt het verhaal van haar ouders. Zij trouwden aan het begin van de oorlog, woonden in een getto, zaten op verschillende onderduikadressen, maar waren vooral doodsbang tijdens en zelfs na de oorlog.

Wie waren uw ouders?
‘Mijn vader heette Meijer van Praag en mijn moeder heette Sara Hornemann. Zij had een Duitse naam. Na de Tweede Wereldoorlog heeft ze haar achternaam veranderd. Ze wilde niet dat het Duits klonk. Mijn ouders werden Max en Sari genoemd. Aan het begin van de oorlog verloofden zij zich. Ze waren niet erg religieus, maar toen de oorlog kwam, werden ze opeens geconfronteerd met het feit dat ze joods waren. Ze voelden zich gewoon net als jij en ik, maar toen werden ze opeens apart gezet. Ze besloten om meteen te trouwen, want je wist maar nooit wat er zou gaan gebeuren en zo konden ze in ieder geval bij elkaar blijven. Vroeger mocht je namelijk niet bij elkaar wonen als je niet getrouwd was. Mijn ouders zijn in het oude stadhuis getrouwd. De ambtenaar van de burgerlijke stand probeerde hen te redden door te zeggen dat ze niet joods waren. Je kreeg namelijk een trouwboekje en daar stond dan in of je joods was of niet. Als de ambtenaar zei dat ze niet joods waren dan kwam dat dus ook niet in het trouwboekje. Maar mijn ouders waren zo stom en die begrepen dat niet, dus mijn vader zei toen dat ze wel joods waren. De ambtenaar zei nogmaals dat ze niet joods waren. En mijn vader antwoordde weer: ‘Jawel hoor, wij zijn wel joods’. Mijn vader begreep niet wat de ambtenaar probeerde te doen. Daardoor kwam er dus toch ‘jood’ in hun trouwboekje te staan.’

Hebben uw ouders moeten onderduiken?
‘Ze zaten eerst ondergedoken bij een rare Zwitser. Hij liet hen allemaal rare dingen doen en dat werd te gevaarlijk, dus toen heeft het verzet mijn ouders naar een ander onderduikadres gestuurd: de familie Ravehorst in Boskoop. De familie bestond uit Tante Wil, haar man en hun twee zoontjes Gerrit en Joop. Ze hadden boven een klein kamertje waar mijn ouders verbleven. Die mensen hadden weinig te eten maar ze deelden alles. Ze hadden een eigen moestuin en tante Wil wist van de kleinste dingen een heerlijke maaltijd te maken. Zij hadden het daar beter dan de mensen in de grote steden. Op een avond kwam Gerrit naar boven om de borden op te halen van mijn ouders en net op dat moment kwamen er Duitsers aan huis. Mijn ouders dachten dat het gedaan was met ze. Als die Duitsers Gerrit met twee lege borden naar beneden hadden zien komen, zouden ze zich natuurlijk afvragen van wie die borden waren. Gerrit – hij was slechts zeven jaar – liet de borden boven op de trap staan en liep fluitend met zijn handen in zijn zakken de trap af. Die kleine jongen heeft mijn ouders gered, omdat hij als jongetje van 7 zo goed over de situatie heeft nagedacht. Wij zijn hem zo dankbaar.’

Hoe is het na de oorlog met uw ouders gegaan?
‘Mijn ouders waren al die tijd doodsbang geweest, ik had bange ouders. Toen ik geboren werd – net na de oorlog – waren ze dolblij, maar ook angstig. Als kind mocht ik daarom helemaal niks. Ik ben vroeger naar een psycholoog gegaan, omdat er zoveel angst altijd was. Pas op mijn 37ste kwam ik erachter dat heel veel Nederlanders een redelijk normaal leven hadden gehad tijdens de oorlog. Vooral aan het begin van de oorlog was alles nog redelijk normaal. Men had op een gegeven moment wel last van de Hongerwinter en natuurlijk waren het nare en barre tijden, maar het leven ging ook gewoon door. Ik had natuurlijk alleen maar de verhalen van mijn ouders en anderen joden gehoord.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892