‘Mijn moeder, mijn broertje en ik bleken de enige familieleden te zijn die de oorlog hadden overleefd.’


Enes (11), Emin-Can (11), Selim (11) en Ubeyd (11) vertellen het verhaal van Stella​ Lens was 0 jaar toen de oorlog begon
Rotterdam / Van Ravesteinstraat

Stella Lens zit nog in de buik van haar moeder als de oorlog begint. Haar ouders en 10 jaar oudere broer wonen op dat moment in Rotterdam. Tijdens het bombardement van 14 mei 1940 wordt de voorgevel van hun woning verwoest. Een paar maanden later krijgen haar ouders een etage aangewezen in de Schilderswijk, waar Stella in december wordt geboren.

Wat veranderde er voor uw familie tijdens de oorlog?
Mijn moeder was gedurende de hele oorlog erg angstig. Na het bombardement was ze doodsbenauwd dat mij, als klein baby’tje, iets zou overkomen. Ik heb dan ook het grootste deel van de oorlog doorgebracht in de alkoof, de tussenkamer in ons huis. Ik kwam bijna nooit buiten. Mijn moeder was joods en mocht gedurende de oorlog steeds minder. Maar ik had een niet-joodse vader. Dat betekende dat mijn moeder, mijn broertje en ik niet direct gevaar liepen om opgeroepen of weggehaald te worden. Wel moesten mijn moeder en mijn broer een ster op hun kleding dragen. Ik niet, want ik was nog te jong. Het was verplicht vanaf 6 jaar. Mijn moeder was zich bewust dat ze maar één fout hoefde te maken om alsnog opgepakt te worden en was dus erg voorzichtig. Mijn broer mocht als joodse jongen op een gegeven moment niet meer naar een gewone school. Hij moest naar een speciale joodse school in de Bezemstraat. Dat was twintig minuten lopen. Een heel eind voor zo’n jong jochie. Mijn moeder vond het op een gegeven moment te gevaarlijk worden en besloot op een avond dat hij de volgende dag niet meer naar school mocht. In de dagen daarna verdwenen bijna al zijn klasgenootjes.

Wat aten jullie tijdens de oorlog?
Heel weinig. Het was ook lastig, omdat mijn moeder als joodse steeds minder naar buiten mocht. Alleen op bepaalde tijden mocht ze boodschappen halen in joodse winkels. Vooral aan het einde van de oorlog, tijdens de hongerwinter, hadden we bijna niets meer te eten. Mijn moeder was ontzettend mager geworden. Het enige wat we aten waren aardappelschillen, bloembollen en suikerbieten. We gingen altijd vroeg naar bed, want dan voelde je het hongergevoel minder. Al had ik als oorlogsbaby nooit goed te eten gekregen en ik wist ook niet beter. Ik heb dan ook weinig honger gehad.

Heeft u herinneringen aan de Duitsers?
Ik was te jong om veel herinneringen te hebben en ik kwam gedurende die eerste jaren te weinig buiten om Duitsers te zien langslopen. Wel herinner ik me de dag, waarop de Duitsers huiszoekingen deden in onze straat op zoek naar jonge mannen voor de arbeitseinsatz. Mijn vader had de leeftijd waarop hij zich verplicht moest melden, maar dat wilde hij natuurlijk niet. Toen hij ze in de straat overal zag aankloppen, is hij naar de zolder gevlucht. Daar is hij via het zolderraam het dak opgeklommen en heeft gewacht tot ze weer verdwenen waren. Ook herinner ik me 5 mei 1945, de bevrijding. Nederland was bevrijd, maar tegelijkertijd zag je nog wel Duitse soldaten in de stad. Ik herinner me nog goed, dat we voor de ramen stonden en Duitsers in grote legerwagens voorbij zagen rijden. Hun aftocht! Pas in de maanden en jaren na de bevrijding werd de omvang van de vernietiging door de nazi’s echt duidelijk. Mijn moeder, mijn broertje en ik bleken de enige familieleden te zijn die de oorlog hadden overleefd. In de jaren die volgden, kreeg mijn moeder talloze brieven van het Rode Kruis. Dat waren overlijdensberichten van familieleden. Iedere maand weer.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892