‘Mijn vader en ooms hebben tijdens een razzia in een wijnvat verstopt gezeten.’


Dina (12), Soumaya (12) en Mohammed (12) vertellen het verhaal van Els Poels- Vlek​ was 4 jaar toen de oorlog begon
Herderstraat 26

Als de ouders van de kleine Els de vliegtuigen nog niet kunnen horen, begint het vierjarige meisje al te huilen. Gehuil dat snel daarna wordt opgevolgd door het ronkende geluid van overvliegende luchtvoertuigen. Het gezin van Els Vlek woont in het centrum van Den Haag, bij de wijnhandel en distilleerderij van vader Vlek.

Hoe was het leven in de oorlog voor u?
Eigenlijk ging het leven voor ons gewoon door, maar ik was wel altijd bang. De Duitse soldaten deden niks vervelends tegen ons, maar toch kreeg ik de rillingen van die uniformen en helmen.
Ik werd ook bang van het luchtalarm. Als dat afging, moest je rennen naar een schuilplaats. Op school was dat onder de trap. Een keer liep ik buiten over het plein bij de Grote Kerk met mijn kleine broertjes op weg naar school. Zij gingen naar de kleuterschool in de Oude Molstraat en ik naar de St. Willibrordusschool in dezelfde straat. Plots ging het luchtalarm. De portier van de boekhandel op de hoek van de Prinsestraat riep snel alle kinderen op het plein naar binnen, de winkel in. Daar moesten we wachten tot we de dubbele toon van het alarm hoorden, het sein dat het veilig was.

Kende u joodse kinderen?
Ik zat op een katholieke school. In die tijd was dat allemaal zo gescheiden van elkaar. Ik kende helemaal geen joodse kinderen. Maar omdat joden op een gegeven moment de ster moesten dragen, zag ik opeens heel veel sterren door onze buurt lopen. Ik wist daarvoor helemaal niet dat zij joods waren. Wij woonden vlakbij de joodse buurt van Den Haag, die rondom de synagoge in de Wagenstraat was.
Ik kreeg een keer op school van een klasgenootje een speldje van de ‘winterhulp Nederland’. Dat vond ik werkelijk prachtig. Het leek net of licht gaf in het donker. Ik liep er dolblij mee naar huis, maar eenmaal thuis moest ik de broche inleveren van mijn moeder. Daar werd ik zo verdrietig door. Pas veel later begreep ik dat de winterhulp bij de NSB hoorde. Mijn moeder wilde niet dat mensen zouden denken dat wij daarbij hoorden, als ik dat speldje droeg. Blijkbaar zat de familie van dat vriendinnetje wel bij de NSB.

Heeft uw familie gevaar gelopen tijdens de oorlog?
Mijn vader en ooms wel. Zij moesten in Duitsland werken, omdat ze jonger dan veertig jaar waren. De Duitsers pakten deze mannen op tijdens razzia’s. Mijn vader en ooms hebben tijdens zo’n razzia in een wijnvat verstopt gezeten in de zaak van mijn vader. Twee Duitsers kwamen aan de deur. Eén van de twee bleef bij ons, kinderen, de andere nam mijn moeder mee. Zij moest hem door het hele huis meenemen om te bewijzen dat mijn vader er niet was. Vlak voor de wijnvaten zat een hek, met een heel klein slotje erop. Mijn moeder zei dat ze de sleutel niet had. De Duitser zei: ‘Schon gut’, het is al goed. Later brak de hongerwinter uit. Omdat mijn vader producten nodig had voor zijn wijn en sterke drank, en de Duitsers dit graag afnamen, kreeg hij extra voedselbonnen. Daar konden wij en het personeel van eten. Dat was ons geluk.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892