‘Mijn broer vermomde zich als meisje’


Ava, Erem, Meis en Alia vertellen het verhaal van Ineke Sprenger Hesselink
Waalstraat 30 IIIDe Rivierenbuurt

Aan de Lekstraat, op de plek waar nu de synagoge staat, speelt een kleine Ineke Sprenger Hesselink op een grote zandvlakte. En zo heeft zij nog veel meer foto’s uit de tijd van de oorlog. Zoals een foto van het label aan hun huissleutel: “Huissleutel van de Jood Elisabeth Levie (..) voortvluchtig nadat hun evacuatie was bevolen en te Rotterdam gearresteerd.” Want Ineke en haar familie kwamen in de Waalstraat in het huis van weggevoerde Joden te wonen.

Hoe merkte u dat de oorlog begon?
‘Ik ben geboren in de Kromme Mijdrechtstraat in Amsterdam, maar toen ik vier was verhuisden wij naar het dorp Driehuis. Ik merkte daar dat de oorlog begon, omdat er soldaten werden gemobiliseerd. Er was ook sprake van dat IJmuiden gebombardeerd zou worden, en dat was vlakbij. Wij hadden een oma in huis en wij stonden eens allemaal met pannetjes op ons hoofd in de gang. Oma zei: ‘Wat doen jullie nou gek? Het had natuurlijk ook helemaal geen zin, maar wij dachten: we beschermen ons met pannen op ons hoofd.’

Hoe kwam u in het huis waar Joden woonden terecht?
‘In Driehuis gingen de Duisters een Atlantic Wall maken (een anti-tankgracht, red.) om de Engelsen tegen te houden en toen moesten wij evacueren. Iedereen die daar niet werkte, moest terug naar zijn oude plek en daarom gingen wij weer naar Amsterdam. Het was eind 1942 en wij moesten middenin een sneeuwstorm verhuizen naar de Waalstraat, drie hoog. Het was een vreselijk gedoe, vooral om de piano naar boven te hijsen. Iemand van de luchtbescherming kwam klagen want die zag licht branden en dat mocht niet omdat de vliegtuigen je dan konden zien. In het huis waar wij terecht kwamen bleken toen net Joodse mensen weggehaald. Die hadden bevel gekregen om zich te melden en dat deden ze niet. Het was een jong stel, dat net getrouwd was. Ze vluchtten, maar werden in Rotterdam op het station gearresteerd en toen zijn zij meteen naar Duitsland weggevoerd en nooit meer teruggekomen. Later hoorde ik dat zij in Bergen-Belsen zijn vermoord. Het is natuurlijk heel triest. Alle meubels stonden er nog. Een bruidsboeket hing nog boven het bed, dat was heel sinister. Ik heb hier nog foto’s.’

Had u broers en zussen?
‘Ja, mijn broer mocht niet naar buiten. Hij was ouder dan ik en kon opgepakt worden door de Duitsers. Hij zat ondergedoken in huis. Hij had een heel klein kristalradiootje, waar je Radio Oranje op kon ontvangen. Hij schreef dan op wat voor berichten er waren. Met carbonpapiertjes kopieerde hij die berichten en die gingen dan naar verschillende mensen. Dat was verboden dus het moest heel stiekem. Het was heel gevaarlijk. Als er gebeld zou worden, dan kon mijn broer ergens onder de trap schuilen en we hadden ook schuilplekken voor de spullen. Daar oefenden wij af en toe mee. Het is niet nodig geweest, maar het had kunnen gebeuren. Als ze ontdekt waren, dan waren mijn broer en vader weggevoerd. Het was een angstige tijd.’

Wat at u in de oorlog?
‘Niet zo veel. We hadden een pannetje en daarmee ging je naar de gaarkeuken. Dan kreeg je aardappelschillensoep. Soms stond je in de rij bij de bakker maar dan was het op als je aan de beurt was. Er werd wel altijd wat achtergehouden, maar dan moest je dat zwart kopen. Mijn moeder kocht een keer een brood voor veertig gulden. We aten ook suikerbieten, die werden gekookt en die pulp kon je dan weer opbakken en dan had je een soort pannenkoekje. Mijn moeder werd eens ’s nachts wakker en toen zat mijn vader met een pan op bed te eten van die pulp, zo’n honger had ie. Mijn broer en nog een paar jongens hebben zich een keer verkleed als meisje, omdat ze van plan waren eten langs de IJssel te zoeken. Wij hebben toen ontzettend gelachen. Ze vermomden zich, omdat jongens opgepakt konden worden om in fabrieken in Duitsland te werken. Uiteindelijk zijn ze zo niet naar buiten gegaan.’

Wat voor kleding had u aan in de oorlog?

‘Dat was erg zoeken, want ik was opeens in de groei. Mijn moeder vermaakte de kleren voor mij. Ik had vaak trainingspakken aan, die droeg je dan jarenlang. Er is ook heel veel kleding en beddengoed naar boeren gegaan, om te ruilen voor eten. Mijn broer is op de fiets naar Wieringermeer gegaan, en die kwam thuis met een schaaltje tarwe. Dat zag er zo mooi uit, dat was voor ons net goud. Dat was weer eten.’

Kunt u zich de Bevrijding herinneren?

‘Ja, ik had toen geelzucht gehad, dat is een leverziekte. Ik was misselijk en ik moest overgeven. Maar ik was net een beetje opgeknapt toen de Bevrijding kwam. Buiten op straat zag ik de Canadezen en Amerikanen binnenkomen. Ik stak mijn hand omhoog om te wuiven en toen tikte ik tegen een koekje. En toen had ik opeens een petit beurre. Dat heb ik trots naar huis gebracht: Kijk, ik heb een koekje!’ riep ik. En daar hebben wij allemaal een stukje van gegeten.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892