‘Tranen met tuiten, maar zo ging dat in de Hongerwinter’


Mireya, Tara, Romaissa en Raafi vertellen het verhaal van Joop Bongers
Columbusplein 58Amsterdam-West

Mireya, Tara, Romaissa en Raafi van Brede School Annie M.G. Schmidt lopen vol spanning de trap af naar de ruimte waar Joop Bongers op hen wacht. Voor ze naar binnen gaan, nemen ze de vragen nog even door. Joop stelt zich uitgebreid voor met vier verschillende (bij)namen: opa, opa Joop, ome Joop of gewoon Joop. ‘En hoe gaan jullie mij noemen?’ vraagt hij de kinderen. Ze antwoorden unaniem: ‘Joop!’

Hoe was het om over straat te lopen tijdens de oorlog?
‘De oorlog was een angstige periode. Zo herinnerde ik mij een wandeling aan de overkant van het IJ. Daar was een fabriek waar vliegtuigen werden gemaakt en die werd toen ik daar liep gebombardeerd. Door de honger kwamen wij als kinderen ook in aanraking met de Duitsers. Want we deden wel eens iets wat eigenlijk verboden was, stelen. We hadden veel bakkers in de buurt. Destijds kwamen die nog aan de deur om te verkopen. Wij gingen dan broden stelen, terwijl je ouders de bakker aan het afleiden waren. Vaak werden stelende kinderen dan opgepakt door de Duitse soldaten. Ik heb ook wel eens twee broden gepikt die uit een bakkersmand vielen en op straat rolden. Twee Duitsers zagen wat ik deed, maar deden net of ze het niet gezien hadden. Gelukkig zaten er destijds ook goede Duitsers tussen.’

Hoe erg was de Hongerwinter?
‘De Hongerwinter was erg. In het begin van de oorlog viel het nog mee. Maar tijdens de strenge winter die heel koud en gemeen was, was er weinig te eten. Ik had een konijn waar ik goed voor zorgde, hij kreeg elke dag netjes te eten. Af en toe plukte ik vlakbij de Sloterplas wat gras voor ‘m. Mijn konijn was aardig vetgemest. Hij heeft niet langer dan een jaar geleefd, want we hebben hem moeten opeten. Tranen met tuiten, maar zo ging dat in de Hongerwinter.’

Was er wel eten te koop in de winkel?
‘Heel weinig, en omdat er weinig te eten was, was je moeder altijd aan het opletten of er ergens wat te halen was. Zo hoorde m’n moeder van een buurvrouw dat er kaas werd bezorgd in de kaaswinkel aan de Kinkerstraat. Om zes uur ‘s ochtends stond ze al voor de winkel. Toen ze thuis kwam, snakte iedereen al naar het stukje kaas, maar mijn moeder wilde per se wachten op het avondeten, tot mijn vader thuis was. Toen hij er was, mochten we eindelijk aanvallen. Het was het lekkerste stukje kaas en ik genoot van iedere hap.’

Heeft u wel eens gezien dat iemand werd doodgeschoten?
‘Ja, dat was op het Columbusplein waar we woonden. Op een dag fietste er een meneer voorbij die werd achtervolgd door twee anderen. Ineens klonken er harden knallen, de kogels vlogen ons om de oren. Voor ik het wist, lag de fietsende man op de grond. Er werd totaal geen rekening gehouden met spelende kinderen. Vanaf dat moment kreeg de oorlog meer betekenis voor mij. Op datzelfde plein heb ik meer gezien. Op een dag vloog er een vliegtuig, rond een uur of vijf, meerdere rondjes boven ons. Het toestel stortte naar beneden. De piloot wist zichzelf te redden aan een parachute, maar hij heeft de landing niet overleefd. Hij werd in de lucht neergeschoten. Dat heb ik met mijn blote ogen gezien. Over de oorlog in de lucht heb ik heel veel gelezen en ik heb er ook een boek over geschreven.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892