‘Ik wist: de wereld is gekker dan mijn vader’


Dilivan, Hala, Zisam en Oumaima vertellen het verhaal van Tine van Wijk
Duivendrechtsekade 87, AmsterdamAmsterdam-Oost

Dilivan, Hala, Zisam en Oumaima van de Dapperschool juichen als Tine van Wijk hun school binnenstapt. Ze hebben zin in het interview en vinden hun verteller er jong uitzien. Tine van Wijk was drie jaar toen de oorlog begon. Ze woonde met haar ouders aan de Duivendrechtsekade in Amsterdam-Oost. Dat was toen echt het randje van Amsterdam. Haar ouders hadden er, samen met haar opa, een bouwbedrijf.

Hadden jullie schuilkelders?
‘Op de werf waar wij woonden en het bouwbedrijf stond, waren schuilkelders. Bovenop lag gras, binnen was het een donker hol. Betonnen blokken waren het, met banken langs de muren. Wij speelden erbij, bouwden er hutten. Ik ben er nooit in geweest. Onder de grond verstopte mijn vader ook de machines van het bedrijf. Anders zouden de Duitsers die vorderen, innemen. Ook de auto van een Joodse man is zo bij ons verstopt. Na de oorlog kwam die meneer zijn auto weer ophalen. Over wat er met hem gebeurd was in de oorlog kon hij niet praten. Hij reed zo weg in zijn auto, die lange tijd onder de grond was geweest.’

We lazen dat u een hondje had in de oorlog.
‘Ja, een keeshondje, toen ik vier was. Hij heette Poepoe. Ik liep op een dag buiten met ‘m en toen kwam er opeens een hele grote Duitse vrachtwagen hard aangereden. Poepoe rende er naartoe en werd overreden. Nog steeds als ik een hond los zie lopen, wil ik roepen naar de baas: hou die hond vast! Ik was zo boos op de Duitsers. Ook op het feit dat ze mijn vader wilde oppakken om in een werkkamp te gaan werken. Op een dag stonden er opeens twee Duitsers voor de deur. Mijn moeder zag ze door het raam en riep meteen: “Gijs, Gijs, ga de kelder in!” Dat was de aardappelkelder. Eenmaal binnen vroegen ze: “Wo ist der mann?” Mijn moeder en oma zeiden dat mijn vader in het ziekenhuis lag en boden een kopje koffie aan. Dat boden ze iedereen aan, dus ook deze soldaten. De mannen waren verrukt van mijn kleine zusje, dronken hun koffie en gingen weer weg. Mijn vader was al half uit zijn verstopplek gekomen of ze kwamen weer terug, omdat een van hen zijn geweer bij mijn zusje had laten staan. Mijn vader kon zich nog net verstoppen! Dat was bloedjelink.’

Was u jaloers op uw kleine zusje?
‘Ja, ze was kleiner, schattiger en had krullen. En ik niet. Ik moest ook altijd de wijste zijn. Ik had een hekel aan haar en dat is nog jaren zo gebleven. Kijk, hier heb ik een foto van haar, uit de film De zwarte jurk. We woonden naast de Cinetone filmstudio’s. Daar werden eerst Nederlandse films gemaakt en toen het oorlog was, kwamen er Duitsers in de studio en werden er Duitse films gemaakt. Ze wilden dat mijn zusje in die film meespeelde. Mijn ouders durfden geen nee te zeggen, omdat ze bang waren dat er dan misschien wel iets ergs zou gebeuren met een van ons. Daarom lieten ze het toe. Ook leerde ik van hen dat niet elke Duitse soldaat slecht was. Toen we na de Bevrijding de soldaten weg zagen trekken op paard en wagen en eentje mij riep en me een koekje wilde geven, mocht ik dat van mijn vader aannemen. Zo leerde hij me het verschil tussen een soldaat en een nazi.’

Hoe was de Hongerwinter voor u?
‘Door het bedrijf van mijn ouders hadden we het goed en konden we eten kopen op de zwarte markt. Hoe dat eruit zag? Nee, niet zoals de Dappermarkt. Zwarte markt was een omschrijving voor in het geheim aan eten komen. Bij de boeren bijvoorbeeld. Wij konden dat betalen. Het gezin van mijn vriendinnetje Els niet. Omdat ze erg ziek werd, moest ik van mijn moeder elke dag een bordje eten naar haar brengen. Soms rukte een van haar broers het eten uit mijn handen om onderweg naar boven snel zelf een hap te kunnen nemen. Gelukkig hebben ze het overleefd. Maar er gingen veel mensen dood in de oorlog. Wij hadden dan geen honger, ik heb wel mijn hele leven met een getraumatiseerde vader geleefd door zijn ervaringen als soldaat al voor de oorlog. Hij was vaak depressief, kon weken niet praten en was dan opeens weer heel druk. Soms werd ‘ie opgenomen in het ziekenhuis. Ook als oorlogskind raakt je dat. En ik wist: de wereld is gekker dan mijn vader, maar híj wordt opgesloten in het ziekenhuis. En toch vind ik mijn leven leuk. Daardoor blijf je ook jong. En of het nu oorlog is of dat er corona heerst, je moet ermee dealen, op jouw manier. Zorg dat je als volwassene blijft spelen. Daar hoef je geen kind voor te zijn. Zing, dans, teken, spring!’

       

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892