‘Ik mocht mensen uit het Ruhrgebied wat aardappelen geven’
Joël, Quinty en Ezekiel vertellen het verhaal van Elze de Ruijter
Bruchhausen
Joël, Quinty en Ezekiel van basisschool De Handreiking in Eindhoven komen met de auto naar Son, waar ze Elze de Ruijter interviewen. Mevrouw De Ruijter, die 1 jaar was toen de oorlog begon, is geboren in Duitsland en woonde met haar ouders op een boerderij in de omgeving van Keulen. Ze wordt naar het interview gebracht door Marga, de eigenaresse van het dagverblijf voor ouderen. Mevrouw de Ruijter en de kinderen ontmoeten elkaar op een bijzondere plek, op de boerderij waar Marga’s vader als kind in de oorlog de landing van wel achtduizend parachutisten zag. Na het interview mogen de kinderen met Marga’s vader mee naar zijn eigen museum met allemaal oorlogsspullen die op het land werden gevonden. De kinderen zijn helemaal opgetogen.
Had u genoeg te eten in de oorlog?
‘We waren thuis met vader en moeder, en ik had nog een jonger broertje. Wij waren boeren, daarom hoefde mijn vader niet in de oorlog te gaan werken. Mijn ouders werden geacht eten te geven, en we hadden het goed; we hadden koeien en verbouwden gewassen, zoals bieten en aardappels.
Maar de plaatselijke bevolking had het zwaar. Ik herinner me dat mijn ouders vaak op het land waren. Dan deed mijn moeder alles op slot, maar zette een bak aardappels bij het raam op een kier. Ik mocht dan mensen uit het Ruhrgebied die honger hadden, wat aardappelen geven. Inwoners uit de stad liepen soms wel 50 kilometer om bij ons op de boerderij eten te halen. Ook waren er wel eens vriendjes uit het dorp bij ons thuis en die keken hun ogen uit wat er allemaal op onze keukentafel voor hen klaarlag, zoals boterhammen met kwark en jam. Ze waren al blij met een snee brood.’
Hoe was de oorlog voor uw familie?
‘Wij hadden een radio, en dat was bijzonder, want niet iedereen had er een. Er werden hoorspelen uitgezonden, en soms zaten we gekluisterd aan de radio. Hitler had een vreselijke stem en schreeuwde altijd. Mijn ouders waren niet onder de indruk van hem. Ze stonden niet achter Hitler, maar moesten wel meedoen.
Ik weet nog dat als hij weer begon te brullen, mijn moeder zei: ‘Zet maar uit, dat wil ik niet horen’. Mijn vader daarentegen wilde wel weten hoe het eraan toe ging.
We hebben Hitler verfoeid. De verhalen over de concentratiekampen werden verborgen gehouden. Mijn moeder had het daar moeilijk mee; zij kende lieve Joodse mensen. Veel van hen kwamen niet meer terug. Wij als kinderen wisten daar toen helemaal niets van.’
Kan u nog iets vertellen over het einde van de oorlog?
‘Wij hadden een kelder onder de boerderij, dertien treden diep. Omdat er weinig grondwater was, bewaarden we daar de aardappels van het land. Wanneer er bombardementen dreigden en we moesten schuilen, legden we matrassen op de aardappels en gingen we erbovenop liggen. Het was er kil en koud, en elke keer als het zover was, waren we bang. Op een keer zag ik allemaal Amerikaanse soldaten door het kelderspleetjes buiten, de oorlog was voorbij.
Na de oorlog werd ik verliefd op een Nederlandse man en trok ik bij zijn ouders in omdat er nauwelijks woningen beschikbaar waren. Die periode was niet gemakkelijk voor mij. Mijn schoonmoeder vond mij niet aardig. Vlak na de oorlog was er veel vijandigheid tegenover Duitsers, en ik werd niet altijd even vriendelijk behandeld.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.