‘Ik heb veel gehuild van de kou en de honger’


Samia, Sabah, Lina en Ariana vertellen het verhaal van Stien de Koning
Van Hallstraat 80Staatsliedenbuurt

Mevrouw de Koning  is 80 jaar, ze was drie jaar toen de oorlog uitbrak, “maar toch weet ik het nog heel goed, zo’n impact heeft het op mij gemaakt”.  In haar zonnige lichte huis vertelt ze op aan Samia, Sabah, Lina en Ariana van de Multatulischool hoe het was tijdens de oorlog in een echte volksbuurt.

Hoe en met wie woonde u?
Ik had zes zussen en vier broers. We woonde met z’n elven met mijn ouders op een kleine woning. Wij sliepen in stapelbedden en met z’n drieën in een tweepersoonsbed.  Twee van mijn broers moesten naar Duitsland om te werken, in een fabriek. Ze durfden niet onder te duiken en wij woonden zo klein, er was amper plaats voor jezelf. Mijn andere broer moest naar kamp Vucht, hij was opgepakt maar waarom dat weet ik niet. En mijn vierde broer was nog te jong.  Iedereen is teruggekomen. Mijn zus had verkering en die jongen is wel ondergedoken want hij wilde niet naar Duitsland.  Omdat dit een echte arbeidersbuurt was waren er geen Joodse mensen hier.

Had u honger?
In de Hongerwinter hadden we hele erge honger. We aten tulpenbollen en we raspten suikerbieten om koekjes van te maken. Er stonden lange rijen voor de winkels omdat er zo weinig was. Onze buurman ging lopend naar Alkmaar om mooie spullen te ruilen voor eten. Van hem kregen we iedere dag twee dunne boterhammen, daar moesten we met z’n tienen mee doen. Mijn moeder ruilde koffiebonnenvoor brood. Op een keer was ik jarig en toen kocht ik een half brood voor 16 gulden. Dat hadden we gespaard. We hadden ook geen licht, alleen kaarsen. Ik heb ook veel gehuild van de kou en van de honger. Als er kolen waren,  gingen we halve dagen naar school, maar de meesten waren ingepikt door de Duitsers.

Wat is het ergste wat u heeft meegemaakt?
Achter ons in de straat is er een bom neergekomen, wij moesten toen ons huis uit. Dat was heel eng.  We moesten helemaal naar Oost lopen, op onze blote voeten want we hadden geen schoenen.  De bom is toen onschadelijk gemaakt. Later konden we weer terug, maar ik was altijd bang voor nog een bom.

Hoe was de bevrijding?
Ik kan me nog heel goed de chocola en sigaretten herinnen van de Canadezen en Zweeds witbrood die de Zweden uit de vliegtuigen gooiden. Dat was een gebakje voor ons. En ik weet nog goed dat mijn broers terugkwamen uit de oorlog, ze hadden een lange baard en waren heel vies. Ik riep tegen mijn moeder: “Daar komen ze aan!” Ja, dat was wat. Je wist nooit of ze wel of niet terugkwamen.

Onze buurvrouw had na de oorlog heel vaak aanvallen, dan gilde ze en schreeuwde ze. “Aaaaaahhhh” hoorden we dan. Zij had vier kinderen verloren in de oorlog, dat was heel naar om te horen.

Een buurmeisje was in de oorlog met een Duitser gegaan, ze hebben haar toen boven de pisbak gezet, dat was een bak om buiten in te plassen. Die meiden die met Duitsers ging werden kaalgeschoren en er werd met rode verf een hakenkruis op hun hoofd gesmeerd. Dat was wel heftig om te zien.

Fotografie: Saskia Gubbels

Een andere buurvrouw beschermde haar dochter, zij was getrouwd met een Rijksduitser. Maar toen ze haar kwamen halen na de bevrijding schreeuwde haar moeder: “Als je boven komt, gooi ik kokend water naar beneden, je komt bij mij niet de deur in!” Via de zolder is haar dochter toen gevlucht.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892