‘Het hele plafond was naar beneden gekomen’


Kaitlin, Sterre, Gijs, Femke vertellen het verhaal van Hans van ‘t Veer
Van der PekstraatAmsterdam-Noord

Hans van ‘t Veer is wat te vroeg bij basisschool De Weidevogel in Ransdorp. Kaitlin, Sterre, Gijs en Femke zijn zich nog aan het voorbereiden op het interview in het Dorpshuis. Gelukkig laten ze hem niet heel lang wachten. ‘Kom maar binnen’, roepen ze, en dan kan het gesprek beginnen. Hans was 4 jaar toen de oorlog begon. Hij woonde in de Van der Pekstraat in Amsterdam-Noord. Zijn vader was slager dus echt honger heeft hij nooit gehad.

Vond u het spannend dat het oorlog was?
‘Als kind vind je een hoop spannend. Op de eerste dag dat het oorlog was, waren er boven ons huis in de Van der Pekstraat een Duitse en een Engelse jager op elkaar aan het schieten. Daar stond ik wel als jongetje van 4 jaar met open mond naar te kijken, dat weet ik nog wel. Ik had nog nooit in mijn leven een schot horen vallen. Het waren ook geen vliegtuigen zoals je die nu hebt natuurlijk, het waren vliegtuigen met propellers. Ik vond dat hartstikke spannend, maar ik werd binnengehouden. De Engelse jager werd neergeschoten en die piloot sprong eruit met z’n parachute. Hij kwam op het dak terecht van het huis tegenover ons. De Duitsers kwamen er meteen bij en hebben hem van het dak afgehaald. Hij schijnt ook zijn been gebroken te hebben, maar hij is gelijk in een Duitse auto weggevoerd. Wat er verder met hem is gebeurd weten wij eigenlijk niet, het was wel heel naar.’

Kende u ook goede Duitsers?
‘Wij woonden vrij dicht bij de Tolhuispont. Daar waar nu het Eyemuseum staat, was een basis van de Duitsers met marineschepen. De officier van die basis, met veel strepen op zijn uniform, kwam nogal eens bij ons in de slagerij. Hij moest dan altijd even door mijn haar strijken. Mijn vader vond dat niet per se heel geweldig. Als ie te lang in de winkel bleef, konden de buren denken dat mijn vader heulde met de vijand. Op een bepaald moment vroeg hij aan die officier: ‘Kun je niet zorgen dat mijn zoon een paar schoenen kan krijgen?’ En ja, ik heb diverse keren van hem schoenen gekregen.’

Het rubber werd van fietsbanden afgehaald in de oorlog, toch? Had u ook een fiets eigenlijk?
‘Ja, ik had een fiets. Rubberbanden, die hadden we inderdaad niet. Dus wat deden we, een beetje een dikke tuinslang knipten we in stukken. Die werden dan gelegd in de velg van de wielen. Dat was niet zo comfortabel fietsen als nu, maar het was altijd beter dan fietsen alleen op de velg. Want alleen op dat ijzer… dat sleet en dan ging je snel onderuit. Wij noemden dat anti-plof banden. Die fiets was voor mij eigenlijk een beetje te hoog. Maar we hadden op de trappers houten blokjes gedaan en het zadel stond heel laag. Als ik er nu nog aan denk, het was een belachelijke fiets. Maar ja, als je die blokken eraf haalde, kon er een volwassene op fietsen. Ik heb mijn fiets niet heel lang gehad want hij werd door mijn vader meegegeven aan iemand die langs de boeren ging om eten te halen.’

Waarom ging u na het bombardement in 1943 op de Van der Pekbuurt naar familie in Bussum?
‘Na het eerste bombardement was er veel onrust bij ons in de buurt. Iedereen dacht dat er nog wel een bombardement zou komen want de Fokkerfabriek hadden ze gemist. Maar er was ook nog iets anders aan de hand. Alle ruiten van de huizen en de winkels in onze buurt waren eruit gesprongen. Bij ons huis waren ook de ruiten stuk, het hele plafond was naar beneden gekomen, het was één grote rotzooi. Er werd veel geroofd. Niemand die buiten Noord woonde mocht er komen. Op maandag ben ik naar mijn oom en tante in Bussum gebracht. Daar ben ik wel zes weken geweest, totdat mijn vader en moeder het huis weer een beetje hadden opgeknapt.’

           

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892