‘Het gezin werd meegesleurd naar de auto’


Zenzi, Jayvelinio en June vertellen het verhaal van Rietje de Groot 7 jaar toen de oorlog begon
Duindoornplein 10Amsterdam-Noord

Tijdens een zomervakantie leerde de oudere zus van Rietje een Joodse jongen kennen. Zij werd verliefd op hem en hij op haar. Tot hij werd opgepakt door de Duitsers.

Was u bang in de oorlog?
“We hadden een onderduiker in huis, een jongen van ongeveer 20 jaar die Arie Bakker heette. Voor hem hadden we een vluchtroute bedacht: als er onraad was moest hij wegrennen via een platje bij ons huis, over het hek en dan langs het schoolplein verderop. En indien de huiszoeking ’s nachts was dan was afgesproken dat mijn zus zo snel mogelijk in het bed van de onderduiker zou gaan liggen zodat het zou lijken of het haar bed was. Toen de Duitsers op een nacht inderdaad bij ons aanbelden om te zoeken naar onderduikers, keken ze met hun zaklampen ook bij Aries bed. Daar lag mijn zus. Toch werd mijn vader gearresteerd. Doodsbang was ik dat hij niet meer zou terugkomen. Gelukkig konden ze niet bewijzen dat we een onderduiker in huis hadden en werd vader weer vrijgelaten. Hoe het met Arie Bakker is afgelopen, hebben we nooit meer gehoord.”

Wat is een nare herinnering aan de oorlog?
“In de zomer van 1943 hebben we op een huis gepast in Amsterdam-Zuid, een huis van rijke mensen die op vakantie waren. Mijn moeder werkte als schoonmaakster bij hen. Aan de overkant woonde een Joodse jongen. Mijn oudere zus werd verliefd op hem. Hij vond haar ook leuk. Ze zwaaiden naar elkaar en bouwden een band op. Tot op een warme zomerdag een overvalwagen met Duitsers kwam aanrijden. Het gezin werd meegesleurd naar de auto, maar die jongen zat nog op het balkon van zijn kamer. In paniek sprong hij naar beneden. Vermoedelijk brak hij bij de val zijn benen. Hij schreeuwde het in ieder geval uit van de pijn. Maar ook hij werd meegenomen. Mijn zus heeft hem nooit meer teruggezien.”

Heeft u herinneringen aan NSB’ers in de buurt?
“Op Dolle Dinsdag, 5 september 1944, dachten we even dat de oorlog al voorbij was. Veel NSB’ers zijn toen gevlucht. Mijn moeder moest kort na Dolle Dinsdag het huis schoonmaken van een gevlucht NSB-gezin. Ik mocht mee. In het huis zag ik een speldje liggen dat ik heel mooi vond. Van mijn moeder mocht ik het houden. Trots maakte ik het vast aan mijn jas. Toen we terugkwamen in Noord en door de Hortensiastraat liepen, kwam ik een jongen van school tegen. Hij keek een poosje naar dat speldje en zei toen: ‘Dat is van de NSB, dat zijn landverraders!’ Ik heb het meteen afgedaan want ik was bang dat mijn vader mijn benen zou breken als hij me ermee zou zien.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892