‘Gewone burgers hadden een pan op hun hoofd’


Guus, Fayenne, Güney vertellen het verhaal van Helly van Loon
Eindhoven

Na een stukje fietsen komen Guus, Fayenne en Güney uit groep 8 van de Beppino Sartoschool in Eindhoven aan bij het appartement van mevrouw Helly van Loon. Zij werd geboren op 1 september 1939 en woonde tijdens de oorlog met haar ouders, oudere broer en drie oudere zussen op de Genestetlaan.

Wat was uw eerste reactie toen de oorlog begon?
‘De eerste keer dat ik ik echt wist dat het oorlog was, was vlak na Sinterklaas. Mijn vader had me aan de hand. We waren aan het wandelen. Op eens was er een enorm lawaai en zag ik misschien wel honderd vliegtuigen. Ze kwamen heel laag aangevlogen. Mijn vader schrok verschikkelijk! Hij pakte me onder zijn arm en rende zo met me naar huis. Toen dacht ik: ‘Dit is oorlog, dit is erg. Mijn vader is bang!’ Als je vader bang is, dan is het net of de bodem onder je uit is.’
‘Het waren Engelse vliegtuigen, die de Phillips fabrieken wilden bombarderen en zij vlogen laag om onder de radar van de Duitsers te blijven. Daarom was het zo angstaanjagend. Ze vlogen over de boomtoppen en toen gingen ze omhoog, anders vlogen ze tegen de kerktoren aan. Toen begonnen ze te bombarderen. Ze hebben zich ook nog vergist, want ze hebben de stad gebombardeerd in plaats van Phillips. De Catharinakerk is toen in brand gevlogen. Het brandde aan alle kanten. Mijn zusjes waren bij de kerk. Zij moesten wegvluchten en helemaal naar Stratum lopen. Onderweg waren er allemaal huilende mensen. Er was geen luchtalarm geweest, daarom was iedereen extra geschrokken.’

Wat is het engste wat u heeft meegemaakt?
‘Ik zat op de kleuterschool in de Akkerstraat en moest samen met mijn buurmeisje Philippine naar huis lopen. Vlakbij ons huis was een veldje en daar waren Duitse vrouwen van het leger aan het exerceren. Op een gegeven moment moesten ze dan hun geweer presenteren. Toen richtten ze met z’n allen hun geweren op ons! Daar schrokken we zo verschikkelijk van. Ik begon te huilen en toen deed ik het in mijn broek. Ik was bang dat mijn moeder boos zou zijn. Maar dat was gelukkig niet zo.’

Waarom deed uw vader een pan op zijn hoofd?
‘We moesten allemaal verduistering aanbrengen. Geen straaltje licht mocht ervan binnenuit naar buiten schijnen, want dan konden de piloten in hun vliegtuigen de huizen zien en wisten ze waar ze moesten bombarderen. Dus het was pikkedonker. Er waren geen straatlantaarns, er was helemaal niks. We haden zwarte schermen, die hadden we voor de ramen gezet, zodat er geen licht doorheen kwam. Ik maakte er vaak een gaatje in, zodat ik erdoor heen kon kijken. Dan zag ik mijn vader en moeder nog in de tuin kletsen met vrienden.’
‘De vaders van de straat die liepen ’s avonds rond om te kijken of het wel goed verduisterd was. Ze hadden geen helm en er werd wel eens geschoten. Dus wat deden ze dan? Ze zetten een pan op hun kop. Dat was je bescherming. Soldaten hadden helmen, maar gewone burgers hadden geen helm, die hadden een pan op hun hoofd.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892