‘Geloof nooit mensen met mooie praatjes’


Djayden, Hajar, Shaelee, Cicely vertellen het verhaal van Harry Sablerolle
Meeuwenlaan, AmsterdamAmsterdam-Noord

Harry Sablerolle kwam naar basisschool De Vier Windstreken in Amsterdam-Noord zijn verhaal vertellen. Voordat Djayden, Hajar, Shaelee en Cicely met het interview konden beginnen moest hij een coronatest doen. Onderweg had hij namelijk gehoord dat een vriendin ziek was. Na een kwartier had hij de uitslag, negatief!, en gelukkig konden ze toen van start. Meneer Sablerolle woonde in de oorlog aan de Meeuwenlaan in Noord.

Was u bang in de oorlog?
‘Ik was zes jaar toen de oorlog begon en ik had twee jongere broertjes en een oudere broer. Waar we woonden kijk je uit op het IJ, dat is waar nu de pont is maar vroeger waren daar vooral fabrieken en een scheepswerf. Ik zat op de basisschool en eigenlijk ging het leven gewoon door. Ik was op school aan het spelen en buiten gingen we voetballen, eigenlijk merkte je er niet zoveel van. Pas veel later begreep ik hoe bang ik in de oorlog was geweest. Ik was al 30 jaar toen ik op een dag een vliegtuig hoorde dat harder gaat dan het geluid, dat geeft een geluid: een gegier en er ploft wat. Ik schrok zo vreselijk… In het trapportaal was het ’t veiligst, daar ging ik zitten. Mijn vrouw lachte erom, maar ik dacht: het is een bóm. Dat is nou oorlog, daar word je bang van, daarom zit die angst bij mij zo diep.’

Wat gebeurde er in de Ritakerk?
‘We waren katholiek opgevoed en op zaterdag ging je dan naar de kerk. Op een dag in 1943 werd gevierd dat de kerk 25 jaar oud was en daar gingen we allemaal naartoe. Vijfhonderd kinderen. Die dag werd de Ritakerk gebombardeerd.

Ik heb de bom niet gehoord want hij ontplofte in de grond. Heel veel glasgerinkel en ik dacht: ik moet eruit zien te komen! Het was pikkedonker door het stof. Ik werd omver gelopen, maar uiteindelijk lukte het en stond ik huilend buiten. Ik ben naar huis gelopen, waar mijn moeder wachtte. Er zijn vijftien doden gevallen, dat viel mee want de kerk zat vol met kinderen en mensen. Mijn broer was misdienaar en had ook in de kerk moeten staan. Mijn moeder had echter suiker nodig en hij moest van haar naar Jamin. Dat was zijn geluk. Anders had hij het niet overleefd. De bom viel precies op de plek waar de misdienaren stonden.’

Hoe kwamen jullie aan eten tijdens de hongerwinter?
Alles was op de bon. Die kreeg je van de gemeente. Daarmee kon je van alles kopen, maar je moet je voorstellen: allemaal lege schappen. Er was weinig. Alles was schaars, er werden aardappelschillen gegeten, daar werd soep van gemaakt of bloembollensoep. Dorst en honger hadden we. Mijn moeder ging met een handkar naar de boeren. Samen met de onderduiker die bij hen woonde. Mensen liepen soms 40 km of meer aan eten te komen. Of op de fiets. Kijk maar op de foto. Ik zat later vier maanden in Lutjebroek bij een weduwe met een kruidenier. Een soort dorp net als Oostzaan. Daar gingen kinderen heen om aan te sterken.’

Heeft u ook leuke momenten beleefd in de oorlog?
‘Tuurlijk! Lekker voetballen op de Meeuwenlaan… Maar een bijzonder moment herinner ik me wel. Mijn vader heeft boeren leren kennen in Watergang. Daar moest ik één keer per week heen om karnemelk en melk op te halen. Als ik daar op die boerderij was, was het zo stil dat ik dacht: hier wordt niet gebombardeerd. Hier hoef ik niet bang te zijn, hier is vrede! Dat waren hele gelukkige momenten…

‘Wat ik jullie mee wil geven: zorg dat er nooit oorlog komt! Geloof nooit mensen met mooie praatjes! Vraag je altijd af: is het waar?’

 
 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892