‘De Oranjeschool: verzet in de Oranjestraat’


Keith, Aysa en Nancy vertellen het verhaal van Fred Dubiez
Uiterwaardenstraat 7-3De Pijp

Wij zijn Keith, Aysa en Nancy, 12, 10 en 11 jaar oud. We spraken mijnheer Dubiez in het huis waar hij al zijn hele leven woont. In de oorlog woonde hij er met zijn vader en Joodse moeder. Mijnheer Dubiez vertelde heel goed. Het leukste vond ik dat hij vertelde dat hij midden in de Hongerwinter een keer bij de slager mocht eten. Hij kreeg daar vlees, aardappels en lof. Hij zag het eten en dacht toen: bah, lof!

Wat deed u overdag?
“Ik ging naar de Oranjeschool. Die was in de Tolstraat op nummer 84. Elke dag liep ik van huis naar school, door de Diamantstraat en de Lutmastraat. Regelmatig kwam ik onderweg Duitse soldaten tegen. Die deden je niets. ’s Middags speelde ik op straat met vriendjes. Als het luchtalarm afging, schuilden we even in een portiek. Daarna speelden we weer door.

Soms waren er razzia’s, dan mochten we niet de straat op. Mijn moeder moest dan ook extra oppassen. Stiekem keek ik dan door het raam. Ik heb gezien hoe de familie De Haan werd meegenomen, een jongetje met zijn ouders. Hij had een handdoekje bij zich. Met zijn vader en moeder liep hij in de richting van de tram, onder toezicht van soldaten van de ‘Grüne Polizei’. Dat was de laatste keer dat ik de familie De Haan heb gezien. Hun huis stond leeg. Er kwamen weer andere mensen wonen: een familie met drie kinderen. Die kinderen werden vriendjes.”

Was iemand die u kende betrokken bij het verzet?
“De hoofdonderwijzer van de Oranjeschool was actief in het verzet. Dat was mijnheer Cappon. Hij woonde tegenover ons huis. Hij heeft onze Joodse overburen, de familie Prins, gered. Tijdens een razzia stond de familie in hun portiek klaar voor transport. Op één of andere manier werd het gezin over het hoofd gezien door de Duitsers. Mijnheer Cappon zag dat en deed gauw zijn deur open: ‘Kom snel naar binnen! Ze zien jullie niet.’ De familie Prins is de rest van de oorlog ondergedoken in hun eigen huis. Mijnheer Cappon heeft voor hen gezorgd. Vanuit het verzet kon hij aan valse bonkaarten voor eten komen.

Op de Oranjeschool was overigens meer verzet. Er werden daar ook illegale kranten gedrukt. Pas na de oorlog heb ik deze verhalen gehoord.”

Was u bang in de oorlog?
“Nee. Ik zag het gevaar niet, en realiseerde me niet wat er gebeurde met mijn eigen familie. Mijn grootouders en mijn tante woonden bij ons in de straat. Ik kwam veel bij hen over de vloer. Ik was er kind aan huis. Mijn tante naaide prachtig. Ze zijn alle drie vermoord in concentratiekamp Sobibor. Toen ze dood gingen waren ze jonger dan ik nu ben. Ze hadden niets misdaan.

Mijn moeder heeft haar leven te danken aan het feit dat ze met een niet-Joodse man was getrouwd.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892