‘De Duitse soldaten waarschuwden ons voor de razzia’s’


Bouwie, Joris, Isabella, Aniek en Laurens vertellen het verhaal van Eldert Groenewoud
Oude Bergerweg 89, Bergen

Bouwie, Joris, Bella, Aniek en Laurens van de Bosschool in Bergen fietsen samen naar de Ruinekerk in het centrum. Daar interviewen ze buiten aan de houten tafel de 93-jarige Eldert Groenewoud. Hij woonde in de oorlog aan de rand van Bergen en was veertien toen die uitbrak.

Hoe was het begin van de oorlog voor u?
‘Op 10 mei 1940 zagen we vanaf ons huis aan de Oude Bergerweg hoe het vliegveld gebombardeerd werd. Daarbij zijn toen twee Nederlandse militairen gesneuveld; de meesten wisten weg te komen. Wij waren thuis met elf kinderen – later kwamen daar nog twee kinderen uit Amsterdam en drie onderduikers bij – en we hadden duiven. Die moesten allemaal dood, omdat de Duitsers bang waren dat ze door de Engelsen gebruikt zouden worden om informatie door te sturen. Dat vond ik wel erg, dieren die dood moesten.’

Hoe voelde u zich tijdens de oorlog?
‘Angstig. Je zag de bommenwerpers laag over ons huis vliegen, bommen die overal terechtkwamen. Ik was heel bang dat ze een bom verkeerd gooiden. En er werd wel eens misgegooid. Ook werden we geëvacueerd. We gingen naar Kalverdijk, waar we een grote schuur konden inrichten als huis. Mijn vader was petroleumhandelaar en ruilde vlak daarvoor zijn laatste restje petroleum voor eten. Ook tabak, dat we in de tuin teelden, was een goed ruilmiddel. De meeste mensen teelden aardappelen, maar die werden altijd gestolen. Daarom besloot mijn vader dat tabak telen een beter idee was.’

Moesten u of uw broers onderduiken?
‘Ik had op een gegeven moment de leeftijd om opgeroepen te worden om in Duitsland te gaan werken. Ik wilde niet en dook onder bij mijn tante in Lisse; in een bollenschuur, twee jaar lang. Mijn oudste broer werkte in Duitsland en had een keer een revolver gestolen. Toen moest hij ook onderduiken. Hij is naar de grens gelopen. Daar zaten Amerikanen en toen is hij in het Amerikaanse leger gekomen en als Amerikaans militair Duitsland weer ingegaan. Dat was prachtig. Toen de oorlog was afgelopen kon hij, omdat hij Amerikaans militair, was meteen naar huis.’

Wat herinnert u zich nog meer goed?
‘Dat in de oorlog de klokken van de Ruinekerk waren gestolen. De bellen waren van koper; dat werd door de Duitsers gejat en omgesmolten tot kogels. De rest van de oorlog werd een ijzeren wastobbe als bel voor de klokkentoren gebruikt. Pas in 1950 zijn nieuwe klokken geplaatst. Wat ik me ook herinner, heel leuk, is de Duitse soldaat die elke dag bij de boer tegenover ons kwam helpen op de boerderij. En de soldaten die via de radar bij het radiostation informatie van de Engelsen en Canadezen opvingen en ons waarschuwden als er een razzia kwam. Dan gingen we met een bootje met kloet door de weilanden en bleven we daar totdat het weer veilig was.’

       

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892