‘De angst van mijn ouders’


Danie, Milou, Roef,/n Sureyo, Nadira en Rosan vertellen het verhaal van Ad van Hassel 2 jaar toen de oorlog begon
Tweede Atjehstraat 42-IIAmsterdam-Oost

Wij interviewden meneer Van Hassel over het leven in de Indische buurt tijdens de oorlog. We waren erg onder de indruk van zijn verhaal. Zijn eerste echte levensherinneringen staan helemaal in het teken van de oorlog.

Was de oorlog erg aanwezig in de Indische buurt?
“De eerste twee jaar viel het mee, maar toen Duitsland begon te verliezen in Oost-Europa, eind 1942-1943, werden de Duitsers steeds chagrijniger en strenger. ’s Avonds moesten alle lichten uit en moest je de ramen afplakken. Anders konden ze je de straat op sleuren en kon je meegenomen worden. Als we na spertijd geweerschoten hoorden, dachten we: ‘Er zal wel iemand te laat nog buiten zijn.’ Dan hoopte ik dat die persoon niet getroffen zou zijn. Ik weet nog dat wij een balkonnetje hadden dat uitkeek op het perron van het Muiderpoortstation. Ik kon zien hoe militairen in zwart uniform met hun geweerkolven Joden beestenwagens in sloegen. Daarna werden de deuren dichtgegooid. In mijn herinnering heb ik weleens een hand tussen de deur gezien. Mijn moeder sleurde mij naar binnen, het was gevaarlijk, je mocht niet kijken van de Duitsers. Vanaf het Muiderpoortstation werden de Joden naar Westerbork afgevoerd.”

Hoe herinnert u zich de Hongerwinter?
“Mijn ouders kwamen van boerenfamilies uit Brabant. Tot de Hongerwinter hadden we genoeg te eten, we konden de grote rivieren nog over en kregen van de familie eten mee dat je kon bewaren, zoals bonen en aardappelen. Maar in de Hongerwinter mocht je blij zijn als je ergens twee aardappelen kon halen. Mijn broer Sjaak moest onderduiken om niet van straat gepikt te worden voor de Arbeitseinzats. Hij moest binnenblijven, maar ik weet nog dat hij een keer naar een boer ging in Noord-Holland. Die avond kwam hij niet op tijd thuis, na spertijd was hij er nog niet. Ik kan de angst van mijn ouders nog voelen, in de spertijd pakten de Duitsers iedereen op, ze maakten soms een fuik om het eten te onderscheppen waar mensen uren of dagen voor hadden moeten lopen. Mijn vader is Sjaak toch gaan zoeken. Hij bleek een lekke band te hebben die hij niet had kunnen repareren in het donker. Hij kon ook niet fietsen met een lekke band, met het geratel over de keien verraadde je jezelf.”

Wat is het ergste dat u meemaakte in de oorlog?
“Mijn ouders en ik liepen over de Linnaeusstraat toen uit de Vrolikstraat een patrouille kwam van de Grüne Polizei, op de fiets, met één oudere gewapende man – duidelijk de leider, en een aantal jonge jongens. Ze begonnen zonder uitleg fietsen te vorderen, iedere fietser die langskwam moest zijn fiets afgeven. Toen kwam er een man op een transportfiets, met dikke banden en zo’n rek voorop. Die reed gewoon door alsof hij het niet hoorde, misschien hoorde hij het ook echt niet. Ik zie het nog: die oude Duitser pakt zijn geweer, richt hem en schiet zo de man van zijn fiets, vlak voor mijn neus. Ik zie hem vallen. Een traumatische ervaring, ik heb er lang niet over kunnen praten. Totdat 12 jaar geleden Theo van Gogh vermoord werd op de Linnaeusstraat, 40 meter van de plek waar die man van zijn fiets geschoten werd. Dat maakte zo’n indruk op mij. Sinds die tijd kan ik het verhaal vertellen.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892