‘Buiten stond haar opa op haar te wachten, zonder Jodenster’


Leah, Simon en Amin vertellen het verhaal van Debby Petter
AmsterdamAmsterdam-Zuid

Leah, Simon en Amin van de Rivierenschool in Amsterdam-Zuid schuiven bij Debby Petter aan tafel. Ze heeft een heel bijzonder boekje, waarin zij het verhaal van haar moeder opgeschreven heeft. Mevrouw Petter heeft de oorlog namelijk zelf niet meegemaakt, maar haar moeder, Helene Egger, wel. Zij was 10 jaar toen de oorlog begon.

Hoe was het in het begin van de oorlog?
‘Mijn moeder zat op de Weteringschans op de Joodse school, daar mochten alleen maar Joodse kinderen naartoe. Iedere dag liep ze naar haar vader toe, want haar vader had een baby’tje, en dat vond ze zo leuk. Ze moesten altijd lopen want Joodse mensen mochten niet met het openbaar vervoer. Bij haar vader at ze even een boterham en liep dan weer terug naar school. Maar eens was er een razzia. Helene, mijn moeder, moest met haar vader en stiefmoeder mee in een vrachtwagen naar een plek, waar ze allemaal bij elkaar gedreven werden, waar geen eten en drinken was en ook geen wc’s. Dat was een verschrikking natuurlijk. De baby hadden ze snel aan de buren gegeven en die is blijven leven.

Toen ze op deze verzamelplek was, werd haar naam omgeroepen en mocht ze naar buiten. Gauw gaf ze haar vader een kus. Buiten stond haar opa op haar te wachten, zonder Jodenster. Opa heeft waarschijnlijk heel veel geld betaald om haar vrij te krijgen. En zo is ze met hem meegegaan terug naar huis. Haar vader heeft ze nooit meer gezien, hij is meegenomen naar de kampen. Haar moeder overleed aan het begin van de oorlog al omdat ze heel ziek werd. Helene ging vanaf toen bij haar opa en oma wonen, samen met haar twee broers.’

En wat gebeurde er toen?
‘Het werd steeds gevaarlijker, maar dat ging geleidelijk, ze had niet meteen door dat de nazi’s zo veel kwaad in de zin hadden. Tijdens de oorlog bestond de Jeugdstorm, dit was de kindervereniging van de NSB, de Nederlandse partij die de nazi’s steunde. Mijn moeder ging een keer buiten rolschaatsen in een pakje dat heel erg op een Jeugdstormpakje leek. Ze was Joods, maar ze vond het pakje zo mooi dat ze het gewoon aandeed.

Toen kwamen er NSB’ers naar haar toe en die vroegen: ‘Hoe heet je?’ Mijn moeder antwoordde: ‘Tineke Bakker!’ Dat was de naam die ze had afgesproken te noemen, mocht ze ooit aangehouden worden, want ze kon natuurlijk niet haar eigen Joodse naam zeggen. ‘Waar woon je?’, vroegen de NSB’ers. Spontaan flapte ze eruit: ‘Van Baerlestraat 180’. Ze lieten haar gaan, maar voor de zekerheid ging mijn moeder eerst naar de Van Baerlestraat – want stel je voor dat ze haar zouden volgen. Wat bleek? Op Van Baerlestraat nummer 180 zat een schoenenzaak, en die heette Bakker! Dat had ze er dus toevallig heel goed uitgeflapt. Eenmaal thuis vertelde ze het verhaal aan haar oma, die viel bijna flauw. Vanaf toen moesten ze onderduiken.’

Waar doken ze onder?
‘Mijn moeder werd naar een familie in Brabant gebracht. Daar kon ze gewoon buitenspelen en kreeg ze genoeg te eten. Ze vond het, toen de oorlog afgelopen was, heel moeilijk dat ze daar niet kon blijven. Ze is daar nog elke vakantie terug naar die familie gegaan omdat ze het er zo leuk vond. Ook had ze daar een vriendje. Toch moest ze terug naar Amsterdam, want haar opa en oma wilden haar natuurlijk ook graag weer bij zich hebben. Toen kwam ook veel verdriet, omdat bleek dat alleen haar opa en oma het hebben overleefd. Haar vader en twee broers, en met hen vele anderen, zijn vermoord. Vreselijk he?’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892