‘Niet eens echt bang’


Isa, Boris, Izaura,/n Mimosa en Finn (12) vertellen het verhaal van Jan Mos 11 jaar toen de oorlog begon
BoeroestraatAmsterdam-Oost

Meneer Jan Mos was thuis de oudste van zeven kinderen en had de verantwoordelijkheid om voor eten en kolen te zorgen. We vonden het heel indrukwekkend toen hij vertelde hoe een Duitser hem onder schot hield.

Wat at u tijdens de oorlog?
“Op vrijdag werd er vrijbankvlees verstrekt op de Veemarkt. Je had vleesbonnen en vrijbankvlees kreeg je voor de helft van de bonnen. Om vier uur ‘s morgens, als de klok luidde, rende je naar de Cruquiusweg, daar stond dan al een hele lange rij bij de vrijbank. Ik ging in de rij staan, maar tussendoor speelde ik in de wagons die daar stonden, of ging ik even slapen. Als je weer in de rij kwam, mocht je terug op je plekje. Om acht uur werd ik afgelost door mijn stiefvader, dan moest ik naar school.”

Ging u ook kolen pikken?
“Als het regende of stormde dan bleven we thuis. Zodra het kon, gingen we naar de Rietlanden. Daar lagen kolen opgestapeld tegen een muur. Tegen zessen was de beste tijd, het werd dan al donker. Een keer werd er geschoten. Mijn broertje en ik verstopten ons onder een wagon. Zodra ik er even onderuit kwam, werd er weer geschoten. Dat ging een hele tijd door tot het schieten ophield. We konden wegkomen. Het was een hachelijke situatie, vooral omdat we toen al wisten dat Keesje Breijde doodgeschoten was.”

Was u bang in de oorlog?
“Niet echt. Ik ging elke dag met een paar jongens Rauschen, stelen. Dat noemden wij geen stelen, dat was je spullen terugpakken van de Moffen. We probeerden in de havenloodsen te komen en dan pikten we alles wat we konden verkopen.

Een keer was er op de Panamakade een goederenwagon vol broeken opengebroken. In die wagon trok ik een van die broeken aan en daaroverheen deed ik mijn eigen overall weer aan. Ik vulde ook al mijn jaszakken met knopen uit een doos die ik tegenkwam. Ineens stonden er twee Duitsers in de opening van de wagon. De ene richtte zijn geweer op mij. Ik was niet eens echt bang. Ik deed gewoon mijn handen omhoog, dat had ik weleens gezien in een film. De Duitser schopte mij op zijn boot, ik moest helemaal mee naar de Westerdokdijk, naar de Kriegsmarine, de waterpolitie van de Duitsers. Ik moest mijn naam en adres opgeven, maar ik had mijn persoonsbewijs niet bij me. Dus heb ik keurig netjes een verkeerde naam en een verkeerd adres opgegeven. Ik weet nog goed dat we een loods binnengingen waar allemaal Moffen zaten te eten. Ik kreeg niks. Ik moest houthakken en de grond dweilen. Ik deed mijn jas uit, en toen kletterden alle knopen op de grond. Ik kreeg klappen en moest alles oprapen. Ze vertrouwden mij niet meer, ik moest mijn overall uittrekken. Daaronder had ik dus die gestolen broek aan, een echte Duitse marine broek… ‘Ausziehen, ausziehen’, riep een van die Duitsers. Hij liet me verder dweilen terwijl ik stierf van de kou. Er kwam een hele dikke Mof binnen, ik moest met hem mee om zijn kantoor schoon te maken. Van hem kreeg ik wel wat te eten. Ik deed hem aan zijn zoon denken.”

foto’s: Marieke Baljé

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892