Met de auto rijden Jahnaya, Aalae en Jereau van OBS Wereldwijs uit Zuidoost helemaal naar Sloten om daar Max Sordam te interviewen. Meneer Sordam is bijna 97 jaar, maar dat zie je nauwelijks. Hij woont nog zelfstandig, rijdt nog zelf auto en is nog erg bij de tijd. Misschien omdat hij vroeger veel gebokst en gedanst heeft. Als de kinderen vragen of hij nog altijd kan dansen, laat hij lachend zijn moves zien.
Heeft u broers en zussen? ‘
Ik was de oudste van vijf kinderen, ik ben geboren in 1926 Paramaribo. Mijn vader is onderwijzer geweest, hij was nogal streng. Ik moest het voorbeeld zijn voor de jongere broers en zussen. Ik ben nu alleen nog over met mijn jongere broer Harrie.’
Wat voor werk deed u in de oorlog?
‘In 1943 moest ik in het leger. Ik ben militair geweest in de schutterij. Ik was toen 19 jaar en net klaar met school. Ik heb toen een jaar gediend, maar ik hoefde niet te vechten, al ben ik daar wel voor getraind. Daarna ben ik bij een autobedrijf gaan werken bij de administratie. Na de oorlog ben ik naar Curaçao gegaan, daar heb ik zeventien jaar gewoond en gewerkt bij de Shell, KLM en bij de politie. In 1967 ben ik naar Nederland gekomen om verder te studeren en ben gaan werken in het gevangeniswezen. Ik heb ook veel boeken geschreven onder andere over de culturele gedragsverschillen tussen Surinamers en Nederlanders.’
Wat was het eerste dat u dacht toen de oorlog begon?
‘Ik weet nog dat er veel Amerikanen gestationeerd waren in de Zanderij, het vliegveld in Suriname. De Amerikanen waren er om de bauxietindustrie te beschermen. Van bauxiet wordt aluminium gemaakt en daar bouwden de Amerikanen weer vliegtuigen van. In hun jachtvliegtuigen was ik zo geïnteresseerd, omdat ik ook jachtvlieger wilde worden. Ze zochten toen Surinaamse jongens om in Amerika de opleiding te volgen. Ik heb me opgegeven voor een vooropleiding waar ik voor geslaagd ben. Omdat ik nog beneden de 21 jaar was, moest ik toestemming hebben van mijn vader om naar Amerika te gaan. Hij zei: ‘niks ervan, jij blijft lekker hier. Laat die Amerikanen het maar zelf oplossen’. Die vrienden van mij gingen wel allemaal, maar mijn droom is niet in vervulling gegaan.’
Werd er wel gesproken over de oorlog in Suriname?
‘We hebben natuurlijk niet daadwerkelijk de oorlog meegemaakt, maar wat ik nog weet is dat alle Duitsers die hier in Suriname waren, werden geïnterneerd, gevangen werden gezet. Dat waren gewoon Duitse burgers hoor, docenten, artsen of met een ander beroep.’
Wat deed u in de oorlog om u te vermaken?
‘Ik had altijd veel vrienden, ik was een jonge, frivole man. Ik hield veel van sporten en van dansen. Doordat ik veel van dansen hield, kwam ik natuurlijk ook veel in contact met dames. Dus ik had veel vrienden maar ook veel vriendinnen. Ik ben gaan boksen om mezelf te verdedigen, niet om stoer te doen. Als ik zie dat een grote jongen een kleinere molesteert op straat, dan ga ik die grote aanpakken. Ook al heeft die kleine iets verkeerds gedaan. Ik heb dat boksen mijn hele leven gedaan, tot op de dag van vandaag, maar ja de krachten zijn niet meer zoals vroeger. Ik denk wel dat ik mezelf nog wel kan verdedigen.’
Waarom bent u naar Nederland gekomen?
‘Ik ben een avonturier. Omdat mijn vader mij geweigerd had om piloot te worden, ben ik naar de Antillen gegaan. Daar ben ik door twee tantes opgevangen en heb ik me maatschappelijk opgewerkt. In 1964 ben ik naar Nederland vertrokken. Waarom? Zoals ik al zei ik ben een avonturier ik blijf niet graag lang op één plek. Ik wil graag weten hoe andere culturen zijn, dat interesseert me.Veel kennis opdoen is belangrijk. Hoe meer je weet, des te hoger kom je op de maatschappelijke ladder. Hoe meer kennis je hebt, hoe hogerop je komt en dat moeten jullie ook doen. Mijn motto is; wie de taal spreekt van een ander, krijgt inzicht in diens leef- en denkvermogen en dan ga je elkaar ook beter begrijpen. Ik spreek zeven talen en daarom heb ik ook overal vrienden, want mensen omarmen je, als je hun taal spreekt.’