Luuk, Yuri en Joy van de Dongeschool in de Amsterdamse Rivierenbuurt ontmoeten Fred Dubiez op een zonnige dag middenin de coronacrisis. Het interview houden ze daarom niet op school maar op het nabijgelegen Merwedeplein, waar toevallig ook Anne Frank woonde voordat ze moest onderduiken. Meneer Dubiez zit op een bankje en de kinderen luisteren op geruime afstand van hem naar zijn verhaal.
Wat is uw eerste herinnering aan de oorlog?
‘Ik herinner me dat iedereen in de buurt papier en plakband tegen het raam ging plakken. Men was bang voor alle vliegtuigen die overvlogen en mogelijke bombardementen. Bij een bombardement zouden dichtgeplakte ramen veiliger zijn omdat het glas dan niet zover het huis in zou vliegen. Maar ja, of dat nou echt hielp? Veel bombardementen waren er trouwens niet in Amsterdam. Ja, wel bij Fokker bij Schiphol, daar is wel gebombardeerd, maar de stad is eigenlijk nauwelijks aangevallen. ‘s Nachts ben ik nog eens wakker gemaakt door mijn ouders om naar vuur van een neergeschoten bommenwerper te kijken. Die was op het Carlton Hotel gevallen bij de Munt, daar waar nu de Bloemenmarkt is. Je ziet het wel aan de bouw: op de hoek bij de Munt zijn de gebouwen veel moderner.’
Bent uzelf Joods?
‘Ik ben een zoon van een Joodse moeder. Wij waren, zoals je dat noemt, een gemengd gezin en dan heb je het makkelijker. Mijn moeder moest wel een gele ster dragen, maar ik hoefde dat niet. Ik ben gedoopt en ging naar een protestants-christelijke basisschool. Maar mijn moeders familie, tantes en zusters zijn omgekomen in concentratiekampen, behalve degenen die naar het buitenland zijn gevlucht. Mijn vader werkte gewoon door in de oorlog bij wat nu het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium heet en had het goed getroffen met zijn werk. Er was wel een Duitse opzichter, maar dat was een aardige man die nog wel eens wat wist te regelen voor hem. Zo kwam mijn vader een keer thuis met een zak aardappelen en hadden we weer wat te eten. Na de oorlog is deze opzichter nog wel eens langsgekomen om te praten, hij was niet zo’n nazi. Op een dag moest mijn vader op een formulier opgeven wat voor geloof wij hadden. Daaruit zou je kunnen opmaken dat mijn moeder Joods was. Toen zei de pachter tegen mijn vader: “Volgens mij vergis je je, jouw vrouw is toch ook gereformeerd?” en verscheurde het formulier. Mijn vader moest het opnieuw invullen en vanaf dat moment stonden we allemaal te boek als ‘gereformeerd’.’
Wat zijn de overeenkomsten tussen de huidige coronatijd en de oorlog?
‘Net als nu was je beperkt in wat je kon doen. Vooral in de Hongerwinter was er niet zoveel. Je kon reizen naar België, Duitsland, maar je was wel veel minder vrij. Omdat ik zo jong was, heb ik er niet zoveel last van gehad. We gingen nog wel naar Egmond aan Zee met de trein, naar een tante die daar een huisje had. Maar er werd toen ook veel minder gereisd. Alleen mensen met veel geld konden dat doen. We gingen wel gewoon naar school, alleen tijdens de Hongerwinter niet. Toen moesten we, net als jullie nu, thuisblijven. Maar ik kon wel spelen op straat. Haha, ik herinner me goed dat ik werd uitgenodigd door de slager om lof te komen eten. Maar dat vond ik helemaal niet lekker en at ik dus niet op. Nou, dan valt het dus wel mee, als ik zo kieskeurig kon zijn.’