Erfgoeddrager: Soukaina

‘Er was geen medelijden van de Nederlanders’

Mayan, Nio, Helena en Soukaina uit groep 8 van de Admiraal de Ruyterschool in Amsterdam-West interviewen meneer Frank van den Berg (1942). Hij heeft een mooi zwaard bij zich, dat hij een ‘kris’ noemt. Het is een Javaans wapen, dat hij heeft gekregen van een Indonesiër. Het zwaard mag niet uit de schede, dan zou het agressie betekenen.

Wat voor werk deden uw ouders in Indonesië?
‘Mijn vader was dominee en zendeling. Hij was naar Indonesië gegaan om het christelijk geloof te brengen. Hij vond het christelijk geloof goed, maar hij begreep dat hij zich in Indonesië moest aanpassen aan het islamitische gebruik. Hij dronk dus ook geen alcohol. Hij had een boekje, waarin de omgangsvormen en gebruiken van de mensen in Nederlands-Indië werden uitgelegd. Dat wilde hij dus ook begrijpen. Mijn moeder begon een weefschool voor vrouwen, zodat ze ook wat geld kon verdienen.’

Wat was uw lievelingseten in Indonesië?
‘Er was geen eten. Ik ben in 1942 geboren in Malang in Indonesië. De Japanners hadden op dat moment Indonesië bezet. De Japanners hebben alle Nederlanders in kampen gezet en daar was nauwelijks eten. Ik zat in een kamp toen ik negen maanden was, een baby dus nog. We kregen een soort meel-rijstepap. Maar later leerde ik wel Indonesisch eten kennen en ik vind rendang, een soort draadjesvlees, en nasi-goreng heel lekker.’

Weet u nog iets van het leven in Indonesië, van voor het kamp?
‘Nee, daarvoor was ik te klein, maar ik heb fotoalbums van mijn oudere broers gekregen. Mijn vader fotografeerde veel. Op die foto’s zie je dat ze voor de oorlog, een leuk leven hadden met paardrijden en een zwembad. In 1941 stopt het album. Er zijn nog drie foto’s van mij als baby met mijn moeder, dan is er even niks en dan gaat het verder in Nederland in 1947, op school en in het Vondelpark.’
‘In Indonesië hadden we een baboe, een kinderoppas. Toen de Japanners kwamen, had de baboe gezegd dat ze de baby (dat was ik) bij zich wilde houden, dat leek haar veiliger. Het kamp was te gevaarlijk, wisten ze al. Dat wilde mijn moeder dus niet, dus ik ging mee naar het kamp. Maar anders was ik misschien wel in Indonesië gebleven.’

Wanneer kwam u naar Nederland?
‘Na de oorlog is mijn moeder met haar vijf kinderen naar Nederland gegaan. Mijn vader is in het kamp omgekomen, in Nederland groeide ik op zonder vader. Toen we in Nederland kwamen, hadden we helemaal niks en de Nederlanders hadden het druk met het opbouwen van het land na WOII. Ze wisten niet dat wij drie jaar in een kamp hadden gezeten en bijna dood waren geweest, dus er was geen medelijden.’

Moest u wennen toen u in Nederland kwam?
‘Nou, ik was nog klein, ik was 4 jaar toen we hier aan kwamen en heb er niet veel herinneringen aan. Mijn oudere broers hadden later wel heimwee naar Indonesië, maar ik heb wel een leuke jeugd gehad in Nederland. Hoewel ik blond haar had en blauwe ogen, werd ik toch ‘katjang’ genoemd, want ik was toch anders en spannend voor de andere kinderen. Ik had een goede Nederlandse vriend, dat was Guus Baas. Zijn vader was toneelspeler. Zijn moeder werkte voor de radio en deed mee in hoorspelen. Het was een leuk gezin, er hing een schommel in de kamer, en er kon van alles. Ik vond het leuk om bij hen thuis te komen. Guus is later ook toneelspeler geworden. Ik heb geen contact meer met hem.’

Bent u nog wel eens in Indonesië geweest?
‘Ja, ik kwam later een keer terug voor werk, en de mensen waren heel vriendelijk. Ik was toen een beetje deftig en zat aan een diner met een minister en vertelde dat ik in Indonesië was geboren. ‘Dan hoort u ook bij ons’, zei hij heel vriendelijk. Dat was heel leuk. Hij zei niks over het kolonialisme. Hij was geïnteresseerd en vroeg wat mijn vader had gedaan. Mijn vader was dus dominee, maar hij had ook samen met de Indonesiërs verzet gepleegd tegen de Japanners. Mijn vader is verraden door een andere Nederlander en in het kamp overleden. Er waren ook Nederlanders die goed wilden doen in de koloniën, zoals mijn vader.’

 

 

Erfgoeddrager: Soukaina

‘Je moet weten dat ik alleen Fries sprak’

Djess en Soukaina, leerlingen van groep 7 van de Admiraal de Ruijterschool in Amsterdam West interviewen meneer Jitze Johannes Staphorsius. Dat is zijn hele naam, maar iedereen noemt hem Hans. Ze praten met hem op hun eigen school. Hij is als kind vanuit Friesland naar Amsterdam verhuisd en sprak toen nog geen Nederlands

Hoe was uw kindertijd?
Ik ben geboren in een klein Fries dorpje Gorredijk. Daar woonde ik met mijn ouders en twee broers. Mijn vader had een winkel. Hij verkocht naaimachines en was fotograaf. Na de oorlog werden er weinig naaimachines verkocht. Er was grote armoede. Mijn vader verdiende eigenlijk te weinig om van te leven. Wij woonden aan de doorgaande weg in Gorredijk. Dat was best een drukke weg. In ieder geval drukker dan waar we gingen wonen. Mijn ouders zijn, toen ik ongeveer 6 jaar was naar Amsterdam ‘geëmigreerd’. Mijn vader werd conducteur en wij gingen in Geuzenveld wonen.’

Hoe was het wonen daar?
Het was een hele overgang. Je moet weten dat ik alleen Fries sprak. Dat spraken ze niet in Amsterdam. Je begrijpt elkaar dan niet, samen dingen doen is dan lastig, ze vonden mij maar raar. Ook had ik mijn vriendinnetje achtergelaten in Friesland, ik moest echt enorm wennen.’
Ik was onvoordelig jarig, dus het duurde bijna een jaar voordat ik naar school kon. In de tussentijd zwierf ik op straat. Het grappige is dat onze nieuwe straat eigenlijk rustiger was dan Gorredijk. Ons huis was een stuk luxer. Het was een eengezinswoning. We hadden nu koud en warm stromend water en in plaats van in de teil, konden we nu douchen. Er waren drie slaapkamers. Wat ik wel gek vond, is dat je in Amsterdam alles achter slot en grendel moest stoppen, anders was het verdwenen.’

Wat voor werk hebt u gedaan?
Doordat ik achterstanden had opgelopen kwam ik op de lomschool terecht. Daarna ben ik naar de L.T.S. gegaan. Ik leerde voor automonteur. Maar ik moest alleen ijzer vijlen en dat vond ik saai. Toen spijbelde ik vaak. Ik kreeg de keuze: loodgieter of schilder? Het werd loodgieter. Ik kwam bij de G.E.B. (Gemeentelijk Energiebedrijf) terecht als gasmonteur. Later werd ik begeleider in een welzijnsvereniging en kinderopvang.’

Bent u getrouwd?
Ja, maar dat ging niet gemakkelijk. Dat kwam door het geloof. Ik was Hervormd (Protestants) en mijn vrouw Rooms- Katholiek. In die tijd trouwde je meestal met iemand uit je eigen geloofsgemeenschap. Maar wij zijn nu bijna vijftig jaar getrouwd. Mijn vrouw verstaat Fries, maar kan het niet spreken. Ook mijn vier kinderen spreken het niet.’

Wilt u wat zeggen in het Fries?
Ik hald fan dyn mem. Ik hou van je moeder.’
Hoe giet it. Hoe gaat het met je?

 

Erfgoeddrager: Soukaina

‘Ik heb echt verschrikkelijke honger gehad’

Willie Janssen-de Wit gaat voor het eerst aan een groepje leerlingen van In mijn Buurt vertellen over haar oorlogsherinneringen. Mohammed, Om Parkash, Soukaina en Ozair van de Dapperschool in Amsterdam-Oost vinden het net zo spannend als zij.

Had u willen terugvechten tegen de Duitse soldaten?
‘Nee, ik was nog een kind. Je was bang. Tegen kinderen deden de soldaten trouwens niet lelijk, hoor. Wel tegen jonge mannen die ze naar werkkampen wilden sturen. Mijn vader en broers zijn gelukkig niet opgepakt. Wat ik niet wist, was dat we in huis een schuilhok hadden. Achter een verborgen luik zat een heel smalle ruimte; het luik was behangen zoals de rest van de muur. Daar verscholen ze zich soms. De vier jongste kinderen, mijn zusjes en ik, vertelden ze dat niet, want dan hadden we ze kunnen verraden.’

Wat deed uw vader voor werk?
‘Hij werkte bij Werkspoor, een bekende machinefabriek hier in Oost, bij de molen. Daar werd dag en nacht gewerkt en daarom had hij een bewijs dat ‘ie na de avondklok over straat mocht. Wij zaten voor die tijd altijd binnen, met zwart papier voor de ramen. Er mocht geen licht van binnen naar buiten komen. De straatlantaarns waren uit. Warm eten nam mijn vader in een hooikist mee naar z’n werk , dan bleef het warm. Het was behoorlijk koud in die tijd. De ijsbloemen stonden op de ramen, die van enkel glas waren. We woonden haast alleen in de woonkamer, waar de kachel stond.’

Wat herinnert u zich het sterkst uit die tijd?
‘De boterham onderweg naar heilgymnastiek. Daar zat ik op omdat ik scheve schouders had. Ik ging er graag naartoe vanwege de boterham die mijn moeder dan meegaf. Dan liep ik vanaf school, de Pastoor Hesselveldschool aan de Batjanstraat, naar het Krugerplein met die twee hele dunne boterhammetjes met stropievet, dat mijn moeder van stroop en vet maakte en heel lekker was. Ik deed ze op elkaar alsof het een dikkere boterham was en probeerde de hele weg mijn mond er vol mee te hebben. Tijdens de gymnastiekles at de juf haar boterham. Dan zag je terwijl je je oefeningen deed zo die tanden in dat dikke beleg gaan. Ik keek kennelijk heel zielig, want één keer kreeg ik een halve boterham van haar. Ik was wat eten betreft een haaibaai. Als je hoorde dat er ergens wat te eten was te halen, dan ging ik erop af. Of als de auto met kolen aan de overkant bij zuigelingenzorg aankwam, dan ging ik zó staan dat ik wat kolen mee kon pakken. Van die kolen kon je het thuis wat warmer maken.’

Hoe was de Hongerwinter voor u?

‘Die was vreselijk. Ik heb verschrikkelijke honger gehad. Er was haast niks meer. Je had nooit je buik vol, alleen maar honger. Op de bon kon je maar zo’n klein stukje brood kopen en dat was voor een hele week. In de gaarkeuken, waar mensen wat te eten konden halen met een eigen pannetje, hoopte je maar dat ze de lepel waarmee ze opschepten niet afstreken. Wat dat voor eten was? Dat wist ik niet, maar het was goor. Mijn broer heeft er een keer een steen uitgevist! Een van mijn zusjes mocht in 1943 naar Grootebroek, een dorpje bij Enkhuizen, omdat daar meer te eten was. Toen de mensen waar zij daar ging wonen, hoorden dat er nog meer kinderen waren bij haar thuis, mochten we allemaal komen. Gingen we daar begin 1945, midden in de ontzettend strenge Hongerwinter, met mijn vader ’s morgens om zes uur lopend naartoe. Mijn vader met de fiets met bagage erop. Dat was meer dan vijftig kilometer! We zeiden onze moeder gedag en je wist niet of je elkaar ooit nog zag. Maar je voelde: we gaan naar het land van melk en honing. Onderweg zag je meer mensen lopen, of halfdood op straat liggen. Onderweg overnachten we ergens op een dun, kort matrasje. Dicht tegen elkaar aan en als er een draaide, draaiden we allemaal mee. De volgende dag gingen we verder. We kregen de tip van een adres waar ze je wat te eten gaven als je aanbelde. Mooi is dat, hè. In Grootebroek werden we bij verschillende gezinnen ondergebracht. Ik alleen, bij oude mensen, de familie de Reus. Ze spraken dialect. Maar ja, ik kreeg er wel te eten; al mocht ik niet meteen alles eten, omdat ik niks meer gewend was. Ook ging ik er naar school. Maar ik heb er vreselijke heimwee gehad. We moesten ook nog wachten met naar huis gaan, toen Nederland al was bevrijd. Hoe moest je naar huis vanaf Grootebroek? Dat ging niet zomaar. En ondertussen waren er bevrijdingsfeesten in Amsterdam, terwijl het bij ons niet zo gevierd werd. Maar goed, we hebben het allemaal gelukkig overleefd. Die oorlog mag nooit vergeten worden. Het maakt niet uit waar je vandaan komt, maar maak geen ruzie. Ieder mens telt. Ook al snap je het niet allemaal, wees zuinig op elkaar.’

Erfgoeddrager: Soukaina

‘Een Duitse soldaat was erg goed voor ons’

Wij zijn Douae, Soukaina en Cuneyt en hebben Jaap van de Boogaard geïnterviewd. Wij vonden het heel bijzonder dat zelfs na alle bombardementen, de familie van meneer Van den Boogaard nog steeds vond dat niet alle Duitsers slecht waren. “Als mijn moeder voor het huis zat, kwamen soldaten altijd een praatje maken.”

U vertelde dat uw huis gebombardeerd werd, hoe was dat?
“Ik werd op 10 mei 1940 om 5 uur ’s ochtends wakker, en mijn vader riep: “Jongens, aankleden!” Schiphol werd gebombardeerd, en wij woonden daar niet ver vandaan. Het klonk eigenlijk net als onweer: eerst zie je een lichtflits, en dan hoor je de bommen knallen.
En toen kwam 3 november 1943, een prachtige dag. Totdat rond 3 uur het luchtalarm afging. Mijn vader, broer en ik stonden in het klompenhok naar buiten te kijken. Het afweergeschut van Schiphol stond nog geen kilometer van ons verwijderd, en als zo’n afgevuurde granaat tegen een vliegtuig ontplofte, was het vliegtuig meteen verloren. Er kwam een groepje vliegtuigen aan, en een daarvan kreeg een voltreffer en spatte uit elkaar. De andere vliegtuigen kwamen nog op ons af. Mijn vader zei “Jongens, naar binnen!”, en op dat ogenblik lieten de vliegtuigen de bommen vallen.”

Is er toen iemand gewond geraakt?
“Mijn invalide moeder was over mijn zusje heen gaan liggen om haar te beschermen. Het was heel raar: mijn moeder had niets, maar mijn zusje was zwaargewond. Ik moest van mijn vader naar de dokter in Sloten fietsen. Die was al bang geweest dat er bij ons iets zou gebeuren, en toen hij mijn rode hoofd zag dacht hij dat ik ook gewond was. Maar omdat ik bij het aanrecht had geschuild, was de pot met jam over me heen gevallen. Mijn zusje werd naar het Wilhelmina Gasthuis gebracht en is van de verwondingen genezen, maar de scherf heeft nog haar hele leven in haar hoofd gezeten. Ze is 65 jaar geworden.”

Woonden er ook Duitsers in de buurt?
“In de huizen naast ons woonden veel Duitse soldaten. Mijn broer zat in Duitsland, en mijn moeder vond dat vreselijk. Bovendien was mijn vader ziek en was mijn broer eigenlijk hard nodig op de boerderij. Op een dag zat ze verdrietig voor ons huis en kwam een van die soldaten vragen wat er aan de hand was. Hij zei vervolgens: “Ik ga een brief schrijven, uw zoon komt terug”. En mijn broer kwàm terug!
Die Duitse soldaat was piloot, en toen hij voorgoed ging zei hij dat hij over ons huis zou wegvliegen. En inderdaad, toen we buiten stonden te kijken, vloog hij heel laag over. We waren ontroerd bij deze laatste groet; deze jongen was heel goed voor ons geweest.” 

Meneer Van den Boogaard
Tijdens het interview

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892