Erfgoeddrager: Sara

‘Door dat geluid van toen heb ik nog altijd een hekel aan vuurwerk’

Herbert Gunst is van 1931 en maakte de oorlogstijd in De Baarsjes bewust mee. Uitkijkend over het schoolplein aan de Balboastraat en voor de deur van zijn ouderlijk huis aan de Marco Polostraat vertelt hij Rüstem, Sara en Sophie van de Visserschool hoe de buurt eruit zag tijdens de oorlog.

Hoe was dit plein in oorlogstijd?
‘Dit was een korfbalveld totdat de Duitsers in mei 1940 de stad inkwamen en het gebouw aan het plein overnamen. Hier op het sportveld oefenden ze, parkeerden ze hun auto’s en hadden ze ook een smeerbrug om de auto’s van onderaf op te knappen. Ik was een jaar of tien, vond het prachtig wat ik zag en was hier vaak te vinden samen met mijn vriendje Wimpie. Indrukwekkend waren de marcherende, liederen zingende soldaten en de knallen van de oefengranaten, die wel knalden maar alleen los kruid bevatten. Maar soms was het echt. Dan hoorde je de kanonnen die vanaf de Ringdijk  op de overvliegende bommenwerpers schoten. Je hoorde het knallen van het luchtdoelgeschut en het rinkelen van de granaatscherven op straat. Door dat geluid van toen heb ik nog altijd een hekel aan vuurwerk. De ochtend erna gingen kinderen scherven zoeken. Als je vroeg was, en dat was ik nooit, had je de mooiste en die lieten we dan op school aan elkaar zien. Ik heb er een bewaard.’

Wat hebben Wimpie en u nog meer meegemaakt?
‘Op een dag vroeg een Duitse militair ons om ijsjes te halen, en gaf ons geld. In de Jan Everstenstraat, aan het eind van de Marco Polostraat en dan aan de overkant, zat ijssalon Koco. Maar daar stond een bordje op de deur: ‘Für Wehrmacht verboten’. Dus gingen we een stukje verderop bij Scholten, een banketbakker op de hoek van de Admiralengracht en de Jan Evertsenstraat, ijs halen. Bij terugkomst vroeg de soldaat waar we de ijsjes hadden gehaald. Bij Scholten dus. Maar hij zei dat hij ijsjes van Koco wilde. Ik zei nog in mijn beste Duits – mijn moeder is Duitse van oorsprong – dat dat van een Joodse winkelier was. Maar nee, hij moest echt ijs van die winkel hebben. Ik vraag me nog af of dat een kleine daad van  verzet was van die soldaat.’

Heeft u ook mooie herinneringen aan de oorlog?
‘Het spelen met Wimpie, mijn buurjongen, die ik met een gefloten deuntje vanaf de veranda kon roepen. En de bevrijding is natuurlijk een mooie herinnering. Toen stonden er geen Duitsers maar Canadezen op het sportveld! En er was overal feest. We hadden gehoord dat de bevrijders naar de Dam zouden komen op 7 mei. Dus wij daar naartoe. Ik klom in een lantaarnpaal om goed zicht te hebben. Opeens hoorden mijn vriendje Tonny en ik een geluid dat leek op zweepslagen. Er werd geschoten en iedereen rende weg. Bij beddenzaak Woltering vernielden  mensen het ijzeren hek om via deze winkel – met een uitgang op de Nieuwendijk – te kunnen ontkomen. Ik zag nog net voor die winkel een vrouw in een plas bloed liggen, ze was dood denk ik. Tonny en ik zijn weggerend en stonden pas stil in de Jordaan. Daar merkte ik dat ik gewond was aan mijn been. Een mevrouw die daar woonde heeft me geholpen met water en verband, waarna ik naar huis ben gegaan. Toen was de oorlog pas echt voorbij.’

       

Erfgoeddrager: Sara

‘Van gordijnen maakten we jasjes’

Al erg vroeg op een dinsdagochtend werden we verwacht bij mevrouw Mien Hak, die ons hartelijk ontving met sinas en een ijsje. We vonden het spannend en heel bijzonder dat zij haar verhaal met ons wilde delen. Terwijl ze haar verhaal vertelde, verbaasden we ons over hoe creatief mensen waren in de oorlog om te kunnen overleven. Om deze ontmoeting niet te vergeten, vroegen we ook aan onze begeleider om een foto van ons met mevrouw Hak te maken op het einde van het interview. Dat vond ze erg leuk.

Wat herinnert u zich nog van de oorlog?
Van het begin heb ik niet veel meegekregen, ik was drie toen de oorlog begon en acht toen deze was afgelopen. Ik herinner me dat we niet altijd op straat mochten spelen. Iedere avond moesten we naar binnen vóór spertijd, om 8 uur. Overdag reed de Grüne Polizei ook vaak langs, dat herinner ik me levendig. Ze riepen dan ‘Aus, Aus!’, en dan moesten we allemaal naar binnen snellen tot ze terug weg waren. Daar waren we erg bang van. Mensen waren ook erg creatief, omdat er zo weinig levensmiddelen beschikbaar waren. Zo herinner ik me bijvoorbeeld een groot tekort aan kleren. Vroeger hadden mensen hele dikke gordijnen, en dan werden daar bijvoorbeeld jasjes van gemaakt voor in de winter. Of als de meisjes uit hun jurkjes groeiden, dan naaiden we er een stukje laken aan zodat ze het konden blijven dragen. Nieuwe kleren kopen was geen optie: die waren amper te vinden en bovendien erg duur.

Heeft u ook eens iets engs meegemaakt?
Ja, het engste dat ik meemaakte was toen een man op klaarlichte dag voor mijn ogen werd neergeschoten door een Duitser. Ik wandelde met mijn moeder over straat, en zag dat een Duitser een geweer op een man richtte. Hij moest tegen een muur gaan staan, en enkele seconden later lag hij dood op de grond. Ik was nog heel erg klein, maar dat beeld zal ik nooit vergeten.

Fotografie: Shirley Brandeis

Hoe overleefde u de hongerwinter?
Nou, ik herinner me niet echt dat ik honger had. Ik heb wel vaak dingen gegeten die je nu nooit meer zou eten, zoals gekookte bloembollen en gebakken suikerbieten. Daar werden plakken van gesneden, en als er meel was, werd het door de meel gehaald. Dat bakte mijn moeder in een koekenpan, een beetje zoals beignets. Er waren ook gaarkeukens waar je met je pannetje een schep eten kon halen, en dat deden mijn ouders ook.Tijdens de Hongerwinter was er zo weinig en zo slecht eten dat mijn vader er hongeroedeem van opliep, waardoor zijn voeten helemaal opzwollen. Toen de oorlog afgelopen was, kwamen er vliegtuigen en die gooiden hier wit brood, gecondenseerde melk en crackers naar beneden. Het uitdelen werd  gecontroleerd, zodat iedereen wat kreeg. Gelukkig keerden mijn ouders toen met al deze lekkernijen naar huis. Naderhand kreeg mijn vader ook medicijnen voor zijn hongeroedeem en ging het snel beter.

 

 

Erfgoeddrager: Sara

‘Met weeën lag mijn moeder op dat dak’

Wij zijn Bella, Tessa en Sara, 11 jaar. We interviewden Hans van Willigenburg. Hij woonde in de Van Woustraat tijdens de oorlog. Zelf heeft hij een documentaire gemaakt over de oorlogstijd in de Van Wou. In de oorlog was hij nog een baby’tje, veel later hoorde hij de verhalen van zijn ouders. Hans van Willigenburg had een Joodse moeder en christelijke vader. Zijn moeder is gered door twee Duitse buurvrouwen. Duitse mensen deden dus ook goede dingen.

Wat weet u nog van de oorlog?
“Ik was een baby in de oorlog, dus ik heb zelf weinig herinneringen aan die tijd. Maar ik heb na de oorlog wel alle verhalen gehoord van mijn ouders en mijn zusje. Mijn zus René woonde tijdens de oorlog voor de veiligheid in een pleeggezin. Pas na de oorlog zagen wij elkaar voor het eerst. Mijn moeder was een Joodse vrouw. Ze was een beetje veilig omdat ze met mijn vader, een niet-Joodse man, was getrouwd. Toch moest ze oppassen. Ze moest een ster dragen en kon het huis niet uit. Ze is twee keer verraden.”

Hoe heeft zij dat verraad overleefd?
“Dankzij twee Duitse buurvrouwen. Else Bühre en mevrouw Kuiper. Die twee mochten elkaar niet. Maar allebei waren ze bevriend met mijn moeder. Die eerste keer dat mijn moeder verraden werd, was ze hoogzwanger en had ze al weeën. Toen heeft de ene Duitse buurvrouw de soldaten afgeleid. En de andere Duitse buurvrouw heeft mijn moeder naar het dak gebracht. Door een raampjen, via de dakgoot het dak op, met haar zwangere buik met mij erin. Daar lag ze, op het dak, met weeën. Uiteindelijk hebben die twee Duitse buurvrouwen ervoor gezorgd dat de soldaten weer weggingen. ‘Hier woont geen Joodse vrouw,’ hebben ze aan hen verteld. Ze hielpen mijn moeder weer naar binnen. Het duurde nog een paar uur voordat ik kwam. Onze Duitse buurvrouwen hielpen daarbij. Dankzij hen ben ik ter wereld gekomen. In 1942.”

Wanneer hoorde u dit verhaal?
“Pas na 1945 hoorde ik dit verhaal, toen mijn moeder mij een keer berispte toen ik Duitse toeristen die de weg vroegen expres geen antwoord gaf. ‘Dat doe je niet,’ zei mijn moeder streng, toen ze dat zag. En ze vertelde me hoe goed onze Duitse buren voor ons waren geweest. Weer een paar jaar later legde ze me uit waarom ik nooit iets mocht kopen bij de sigarenhandelaar aan de overkant van onze straat. Hij was het geweest die mijn moeder en andere Joodse mensen in de buurt had verraden in ruil voor geld.”

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892