Erfgoeddrager: Robin

‘Mijn moeder bleef in leven omdat ze met een niet-Joodse man was getrouwd’

Wij waren op bezoek bij mevrouw Bernards-Baas. Zij is in 1945 geboren. Ze heeft dus niet zelf de oorlog meegemaakt, maar haar oudere zusje Eva en haar ouders wel. Haar zusje en moeder, Eva Pachter, werden in 1943 door Annemie Wolff gefotografeerd, in datzelfde jaar kwam de familie van mevrouw Bernards-Baas in Westerbork terecht.

Hoe was het leven in het gezin van uw ouders en zusje tijdens de oorlog?
“Ze woonden in de Rijnstraat op nummer 26, achter de winkel van mijn ouders ‘Radio Baas’ een winkel voor elektrische apparaten. Mijn moeder was Joods. Haar ouders en vier zussen woonden bij ons om de hoek. In de straat van haar ouders had mijn moeder mijn vader ontmoet: Willem Baas, haar niet-Joodse buurman. Ze trouwden in oktober 1940.
In 1943 werden mijn grootouders en tantes gedeporteerd en kwamen in kamp Westerbork terecht. Mijn moeder stuurde ze pakketjes met levensmiddelen en mijn grootouders stuurden kaartjes terug. Ik heb ze nu nog. Ze schreven ondermeer over de levensmiddelen die ze hadden ontvangen en vroegen om nieuwe spullen. In 1943 en 1944 zijn mijn tantes en grootouders vermoord in Auschwitz. Alleen mijn moeder bleef in leven omdat ze met een niet-Joodse man was getrouwd.”

Kende u iemand die in het verzet zat?
“Mijn vader was actief in het verzet, hij vervalste papieren voor Joodse mensen. Door verraad is hij in Kamp Vught terecht gekomen. Totdat hij daar tuberculose opdeed. Toen mocht hij van de kampbewakers wel weer naar huis: ‘Ga maar naar huis, je gaat waarschijnlijk toch wel dood.’ Doodziek kwam hij thuis, bij mijn moeder.

In de Hongerwinter had mijn moeder een zieke peuter met tuberculose en een ernstig zieke man in huis. Om meer eten te kunnen krijgen ging ze met mijn zusje op haar arm naar het hoofdkantoor voor meer distributiebonnen. Ze moest een Jodenster dragen en liep dus gevaar. Om die te verbergen nam ze mijn zusje Eva op haar arm en hield haar stevig vast voor haar ster, zodat niemand die kon zien. Wonder boven wonder lukte het haar telkens weer om extra bonnen te krijgen. Alle drie zijn ze door de Hongerwinter heen gekomen en in de lente van 1945, vlak voor de bevrijding, werd ik geboren.” 

Benieuwd geworden naar de foto's van Annemie Wolff? Kijk op de website: http://stichtingwolff.nl/

Leerlingen van de Anne Frankschool interviewen Edith Bernards-Baas

Erfgoeddrager: Robin

‘Buitenspelen en kattenkwaad’

De Hongaars-Joodse Anki was nog jong tijdens de oorlog en hield zich samen met haar zusje het liefst bezig met buitenspelen en kattenkwaad uithalen. Ze woonde in de Rivierenbuurt met haar zusje Kati en ouders Miklos en Henrietta Tauber. Mevrouw Tauber kon heel goed vertellen over haar oorlogsherinneringen in de Rivierenbuurt, ze speelde heel veel buiten. Tijdens de oorlog moest het gezin naar Hongarije teruggaan waar ze de oorlog maar net hebben overleefd.

Moest u een jodenster dragen?
Door het bondgenootschap tussen Hongarije en Duitsland hoefden wij onze jodenster niet te dragen. Maar mijn zusje Kati en ik deden dat toch, om onze ouders te pesten. Echt gevaarlijk, als ik er achteraf over nadenk. Wij haalden samen wel meer kattenkwaad uit, de Deurloostraat was voor ons een paradijs. We gingen belletje trekken, hondenpoep op deurklinken smeren, of touwtje springen met een heel lang touw en dan lieten we niemand door. Er woonde een Duits kind bij ons in de straat, die lieten we in ieder geval nooit meer doorlopen. Erg hè?”

Was u niet bang?
“Ik wist wel dat we weg gehaald konden worden, maar begreep het verder niet helemaal. Op een gegeven moment moesten alle Joodse kinderen naar een joodse school. Ik ook. Kinderen uit mijn klas verdwenen, steeds meer tafeltjes bleven leeg. Op school hoorde ik dat de kinderen die verdwenen op ‘Kamp Westerbork’ waren. Daar wilde ik ook wel heen, want ik dacht dat het een vakantiekamp was of zo.

Toen verdween ook mijn beste vriendinnetje, Kitty. Kitty van Esso. Ze werd zeven jaar.”

Bent u ooit weggevoerd naar een kamp?
“Eén keer hebben de Nazi’s ons toch uit ons huis gehaald en naar een gymnastiekzaal gebracht in de Gerrit van der Veenstraat (toen Euterpestraat). Heel veel mensen stonden daar: klaar voor vertrek, ze deden hun hoedjes op, hun jassen aan.. Maar mijn moeder niet, zij knoopte een gesprek aan met één van de Duitsers die de leiding had. En ze vertelde hem voluit over haar broer die aan het Oostfront voor Duitsland had gevochten en een been verloren had. Het was één groot fantasieverhaal. Maar toen iedereen werd opgehaald, kwam die Duitser naar ons toe om te vertellen dat wij niet mee hoefden.”

Benieuwd geworden naar de foto's van Annemie Wolff? Kijk op de website: http://stichtingwolff.nl/

Leerlingen van de Anne Frankschool interviewden via skype Anki Flores Tauber

Erfgoeddrager: Robin

‘Verraden door zakenpartner’

Wij interviewden Albert Dreese, de zoon van Rita Noach. Hij vertelde over het leven van zijn moeder, die de oorlog overleefde dankzij haar werk voor de ‘Philipsgroep’. Rita en haar ouders, Sigismund Noach en Ella Noach, waren Joods. Haar vader had een goedlopende handel in gordijnen samen met een zakenpartner. De zaken gingen zo goed dat de familie zou verhuizen naar een groter huis in de Concertgebouwbuurt. Helaas werd het gezin verraden op hun onderduikadres. Rita’s ouders overleden in het concentratiekamp.

Waar zouden uw grootouders en moeder onderduiken?
“Mijn grootouders en moeder hadden een onderduikadres gevonden in de Tolstraat. De zakenpartner van mijn grootvader had dat voor hen geregeld. Met tassen en rugzakken op hun rug liepen ze naar het huis in de Tolstraat. Daar troffen ze de Duitse politie in plaats van het verzet. Ze waren verraden. Mijn grootmoeder deed toen een zelfmoordpoging door het doorsnijden van haar polsen. Dat was een truc van haar denk ik. Daardoor kwamen zij en mijn moeder in het ziekenhuis terecht in plaats van in Kamp Westerbork. Mijn grootvader werd al meteen opgepakt en gedeporteerd.”

Werden uw grootmoeder en moeder alsnog opgepakt?
“Nee, toen mijn moeder en grootmoeder na het ziekenhuis terugkwamen in de Van Woustraat werd er niet meer naar hen gezocht. Ze waren kennelijk uit de Duitse administratie verdwenen. Mijn moeder en mijn grootmoeder zochten naar een plek waar ze konden onderduiken. Maar ze hadden niet de juiste contacten. Na een half jaar gaven ze het op, en gaven ze zichzelf aan bij de Hollandsche Schouwburg.”

In concentratiekamp Vught begon mijn moeder haar technische werkzaamheden voor de Philipsgroep: een groep die werd geschoold in moeilijk technisch werk en overleefde dankzij tussenkomst van Philips. De groep reisde door heel Europa langs 20 concentratiekampen. Steeds werd de groep weer veilig gesteld. Bijna iedereen uit de Philipsgroep overleefde. Na de bevrijding kwam mijn moeder na omzwervingen terug in Amsterdam. Haar ouders waren dood. Haar ouderlijk huis in de Van Woustraat leeg.”

Kwam uw moeder erachter door wie ze was verraden?
“Ja, mijn moeder ontdekte na de oorlog dat zij en haar ouders in 1942 waren verraden door de zakenpartner van haar vader: hij had een vals onderduikadres aan hen opgegeven. Na een rechtszaak kreeg de voormalige zakenpartner van mijn grootvader drie jaar gevangenisstraf. Mijn moeder trouwde en ging in Den Haag wonen. Ze kreeg twee kinderen, waar ik er één van ben. Ze overleed in het jaar 2009.” 

Krantenartikel over het verraad van zakenpartner

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892