Els Peeters vertelt aan Olivier, Tomasso, Veerle en Sara van basisschool de Hasselbraam over de oorlog. Zij was als jong meisje (5) bang voor de harde geluiden die deze tijd met zich meebracht, zoals de talloze vliegtuigen die laag overkwamen, de laarzen van de Duitsers en de bommen. De angst die ze in de oorlog heeft ervaren, is in haar latere leven vaker naar boven gekomen.
Wat was het moeilijkste dat u meemaakte in de oorlog?
‘Het was erg moeilijk toen mijn vader door de NSB’ ers was opgepakt en hij een periode in de gevangenis en in kamp Vught zat. Ik was een keer met mijn broer, die een jaar ouder is dan ik, buiten toen er een Duitse soldaat aankwam op een grote motor. Hij vroeg aan ons de weg en zonder dat ik en mijn broer iets tegen elkaar zeiden, wezen we hem tegelijkertijd de verkeerde weg. We hebben toen tegen elkaar gezegd: nu moeten we maken dat we wegkomen, anders zijn we de pineut. Zulke dingen deden we, omdat het voor ons een heel akelige tijd was.’
Heeft u ook eens iets anders brutaals gedaan?
‘In de oorlog moest iedereen zijn radio inleveren, ook mijn familie. We hadden twee radio’s, een grote en een kleine. De kleine verstopten mijn ouders achter de muur op zolder, zodat zij konden blijven luisteren naar Radio Oranje. Ik wist daar als kind niks van, dan kon ik me niet verspreken tegen vriendinnetjes.
De grote radio ging achterop de fiets, die ging ik met mijn broer inleveren. Ik moest hem vasthouden. Toen we aankwamen bij het politiebureau, pakte mijn broer de radio en liet hem op de grond kapot vallen. Hij zei naderhand tegen mij dat als wij de radio niet mochten hebben, hij hem ook niet aan de Duitsers wilde geven. Dat begreep ik wel, maar ik vond het nog steeds ontzettend dapper.’
Wat heeft u geholpen om de moeilijke gebeurtenissen te verwerken?
‘Later kreeg ik tijdens mijn werk als onderwijzeres last van psychische klachten, ik moest mijn werk toen neerleggen. Ik ging in therapie en daarbij was dansen erg belangrijk en helend voor mij. Door de bewegingen tijdens het dansen kwamen herinneringen aan de oorlog naar boven. Daardoor werd mij duidelijk hoe bang ik was geweest. Het dansen hielp erg met de verwerking, ik ben het nog lang blijven doen.’
Wat herinnert u zich van de bevrijding?
‘Over de bevrijding van de stad weet ik niet veel meer. Wat me nog wel goed bijstaat is dat een van mijn broers erg geïnteresseerd was in de gedetailleerde landkaarten die de Duitsers hadden. Hij zag eens in een garage een Duitse jeep staan en ging kijken of daar kaarten lagen. Toen is er iemand langsgelopen en is er brand ontstaan. Mijn broer liep daarbij brandwonden op aan zijn benen en lag wekenlang in bed. Dagelijks kwam er een verpleegster om hem te verzorgen. Hij lag ook nog in bed toen het bevrijdingsdag was. De dag daarna nam mijn oudste broer een Amerikaanse soldaat mee naar huis en bracht hem naar de zieke broer. Ons hele gezin vond het prachtig dat deze soldaat bij ons thuis was en ons snoepjes gaf. Voor mij was dit hét moment van bevrijding.’