‘Achteraf was het natuurlijk helemaal geen feest’


Sem, Olivier, Pien, Chahd en Hidde vertellen het verhaal van Bernard van de Moosdijk
Schalmstraat

De 91-jarige Bernard van de Moosdijk is de dagen voorafgaand aan het gesprek heel ziek geweest, maar heeft er alles aangedaan om beter te worden. Hij wilde de kinderen niet teleurstellen door het gesprek af te zeggen. En een teleurstelling was het zeker niet. Met veel enthousiasme vertelt hij Sem, Olivier, Pien, Chahd en Hidde van OBS De Hasselbraam hoe hij de oorlog in Eindhoven heeft beleefd.

Wat deed u overdag tijdens de oorlog?
‘Ook tijdens de oorlog moesten we gewoon naar school. De Duitsers hadden bepaald dat geschiedenis een verplicht vak was. Onze leraar vertelde ons wat hij volgens de Duitsers moest vertellen, maar stiekem ook het verhaal zoals het voor de oorlog in de boeken had gestaan. De Duitsers vervalsten dus eigenlijk een beetje het echte verhaal. Als we niet naar school gingen, ging ik vaak voetballen. Maar je moest dan wel oppassen. Als de politie je op straat zag werd de bal afgepakt en kon je ook een boete of gevangenisstraf krijgen. Dat wilden we natuurlijk niet. We moesten in ieder geval altijd voor 5 uur thuis zijn.’

Wanneer ging u naar een schuilkelder?
‘In het begin van de oorlog hadden we nog geen schuilkelder. Als we dan wilden schuilen voor het schieten, gingen we de kelder in. Later kwam er wel een schuilkelder van metalen koepels in de buurt om ons te beschermen tijdens de bombardementen. Daar gingen we dan naartoe als we een sirene hoorden. We waren met veel katholieken dus gingen we vaak bidden. Gelukkig duurden de bombardementen nooit heel lang, dus ik heb er nooit hoeven slapen. Maar ja, het kwam wel voor dat je ook moest poepen als je daar was. Dat is natuurlijk niet fijn met al die mensen om je heen. Als er weer een andere sirene ging, wisten we dat het veilig was en dat we weer naar huis mochten.’

Had u tijdens de oorlog huisdieren?
‘Mijn vader was een vogelliefhebber. Het voer kostte natuurlijk geld en dan kan je dat maar beter goed besteden. Voor de eieren zijn we daarom overgestapt op kippen. Vanwege zijn werk mocht mijn vader nog fietsen. Hij had ergens een lammetje kunnen kopen, maar dat moest ook eten. Ik maakte iedere dag een touw aan het schaap vast en liep dan over straat langs de bermen zodat het gras kon eten. Ik moest dan goed uitkijken dat niemand ons zag, want anders werd het schaap in beslag genomen. Later kregen we een varken dat aardappelschillen at. Aan het einde van de oorlog hebben we hem geslacht.’

Wat vond u van het Bevrijdingsfeest?
‘Het Bevrijdingsfeest was op 18 september en dat was geweldig! Een paar dagen daarvoor hoorden we veel schoten in België. Het geluid kwam steeds dichterbij. Op een gegeven moment waren er heel veel vliegtuigen en daar vielen allemaal dingen uit. Het bleken parachutisten en motoren te zijn van de Amerikanen die ons kwamen helpen. We gingen naar de markt en zagen voor het eerst een parachutist. Elke Amerikaan werd omhelsd door de meisjes. Iedereen op de markt was blij om elkaar te zien en mensen gingen dansen. Maar er was geen eten, drinken of muziek dus het was ook niet een feest zoals we dat nu kennen. Achteraf was het natuurlijk helemaal geen feest. Opeens zagen we mooie oranje ballen in de lucht. Het was een soort vuurwerk. Toen was het feest snel voorbij en moesten we wegwezen want dat bleken Duitse bommen te zijn. Gelukkig waren wij net op thuis, maar een paar schoolvriendjes van mij zijn toen naar een schuilkelder op de Biesterweg gevlucht die niet zo goed was. Doordat er vlakbij een bom viel is er heel veel zand opgewaaid en over die schuilkelder gekomen waardoor ze allemaal gestikt zijn. Dat was heel verdrietig.’

Hoe was het na de oorlog?
‘Het heeft nog wel een jaar of vijf geduurd voordat alles weer een beetje normaal was. Er was natuurlijk weinig geld en er was veel kapot. Je kon bijvoorbeeld maar eens in de twee jaar nieuwe schoenen kopen. Dus tussendoor werden die opgelapt. Maar steeds meer mensen gingen ook op klompen lopen. Die waren veel goedkoper. Ik had naar de middelbare school ook klompen aan.

Er braken ook veel ziektes uit, die soms ook heel besmettelijk waren. Die mensen moesten dan allemaal bij elkaar gezet worden om verdere verspreiding te voorkomen. Hier werd ook onze school voor gebruikt. Omdat wij toch les moesten krijgen, gingen wij naar het stadswandelpark. En dat was natuurlijk veel leuker. We wilden eigenlijk niet meer terug naar school.’

Aan het einde van het gesprek kijkt meneer Van de Moosdijk de kinderen aan, steekt zijn vuist in de lucht en zegt: ‘Nu allemaal: wij willen geen oorlog, wij willen geen oorlog, wij willen geen oorlog… Laten we het hopen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892