Erfgoeddrager: Lotte

‘Toen snapte ik dat oorlog iets heel ergs was’

Mevrouw Van Weerlee kan prachtig vertellen over haar belevenissen in de oorlog. Nynke, Marianella, Filippa en Lotte luisteren een uur naar haar in haar gezellige huis aan de Karel van Manderstraat. Dat is om de hoek bij de Van Oosten de Bruijnstraat, waar ze woonde tijdens de oorlog.

Waar was u toen de oorlog uitbrak?
‘Ik was in Oostvoorne, een plaatsje bij Rotterdam. Ik was een ‘bleekneusje’ en daarom mocht ik zes weken aansterken in een vakantiekolonie. Op de dag dat de oorlog uitbrak, vertelden ze ons dat de Duitsers ons land waren binnengevallen. Alle matrasjes werden beneden neergelegd zodat we daar konden slapen. Ik vond het leuk daar en voelde me heel veilig.

Maar mijn vader vond het vreselijk dat zijn dochter zo ver weg was en liet hij mij ophalen. Mijn oom kwam met een bus en nam alle Haarlemse kindertjes mee. We reden door Rotterdam dat net gebombardeerd was. Ik was 7 jaar en had geen idee wat oorlog was. Maar toen we door Rotterdam reden, zag ik een stuk gebombardeerd huis. De muren waren weggeslagen en er stond een wiegje. Het luifeltje wapperde in de wind…. Toen snapte ik dat oorlog iets heel ergs was.’

Zijn er momenten die u zich goed kunt herinneren?
‘Ik ging naar de Rijksleerschool aan de Leidsevaart,waar nu de brugklaslocatie van het ECL is. Ik zat naast Jopie Goedhart. Op een dag begon ze zomaar te huilen en ik vroeg wat er was. ‘Ik heb mijn ouders al heel lang niet gezien. Ze wonen ergens anders, in een heel klein kamertje…’

Jopie was een Joods meisje dat was ondergedoken bij haar oom en tante in de Maxwellstraat. Er waren daar meer onderduikers. Op een dag was ik met Jopie aan het spelen toen de Duitsers in de straat dekens kwamen vorderen. De mensen moesten gewoon hun warme dekens afstaan! Alle onderduikers verstopten zich onder de grond via een luik in de gang. Jopie en ik moesten gewoon blijven spelen, dan viel het minder op. Om vijf uur stopten de Duitsers opeens. Ze hadden het huis van Jopie net niet bereikt!

Na de oorlog kreeg ik een briefje van Jopie. Ze schreef dat niet Jopie maar Roosje haar echte naam was. Ze was verhuisd naar Het Gooi en ik heb haar daarna nooit meer gezien.’

Hoe was het voor u in de Hongerwinter?
‘Nog voor de Hongerwinter, in de zomer van 1944 mocht ik naar een klein plaatsje in Noord-Holland dat Winkel heet. Ik was nog steeds een bleekneusje en ik mocht aansterken bij een meneer en mevrouw: oom Wim en tante Jannie. Toen mijn vader weer kwam halen, zei oom Wim dat ik terug mocht komen als er erge nood was in Haarlem. In januari 1945 was er steeds minder te eten en bracht mijn vader mij naar Winkel, achterop mijn kinderfietsje! Het was bitterkoud. Toen we bij de pont over het Noordzeekanaal kwamen, stond daar een Duitse vrachtauto. De chauffeur vroeg waar we naartoe moesten en zei: ‘Jullie kunnen meerijden tot Alkmaar.” Ik zei tegen mijn vader: ‘Pa, die soldaat heeft thuis waarschijnlijk een meisje dat net zo oud is als ik…’. Er waren dus ook aardige Duitsers, die gedwongen werden soldaat te zijn.

Ik had het goed in de Hongerwinter. In Haarlem aten ze tulpenbollen en koekjes van pulp van suikerbieten. Oom Wim in Winkel was bakker, dus ik kreeg genoeg te eten. Ik ging naar de dorpsschool, op klompen! Als die kapot gingen, moesten er een ijzeren bandje omheen.

Toen we bevrijd werden, was ik in Winkel. De bevrijders kwamen in hun Jeeps, geweldig vond ik dat. Toen ik terug ging naar Haarlem hadden oom Wim en tante Jannie een nest jonge poesjes. Ik mocht er één mee naar huis nemen en noemde hem Jeepie, naar de auto’s van de bevrijders. Helaas was hij opeens weg. In Haarlem was nog niet zo veel  te eten en ik vrees dat er wel eens een kat in een pannetje terecht kwam… Gelukkig kreeg ik een zwerfkatje van mijn beste vriendin Tota. We zetten hem in het mandje van Jeepie en riepen hem met verschillende namen. Bij ‘Moortje’ gingen zijn oortjes omhoog, dus zo heette hij toen.’

 

Erfgoeddrager: Lotte

‘Hij is in ons eigen huis letterlijk onder de grond ondergedoken’

Joke de Boer woont met haar familie tijdens de oorlog in een klein huisje in de Fuchsiastraat op nummer 16 in Den Haag. Haar vader wordt in Indië gevangen genomen in een Jappenkamp en ze helpt haar broer met onderduiken in hun eigen huis. Ze maakt een bombardement mee, waarbij de bommen enkele tientallen meters naast haar neervallen.

Heeft u zelf iemand laten onderduiken?
Rond 1943 werden jonge mannen opgeroepen om gedwongen in Duitsland te gaan werken. Als ze dat niet wilden, dan werden ze opgepakt door de Duitsers. Mijn eigen broer was 21 jaar toen de oorlog begon en wij werden in 1944 door de ondergrondse gewaarschuwd dat ze de volgende ochtend zouden worden opgehaald. Mijn broer moest dus wegwezen, maar waar moest hij naartoe? In die tijd is hij bij ons ondergedoken. In een klein smal kamertje in ons huis hadden wij al eerder in de kruipruimte in het zand een schuilplaats gemaakt. Daar had mijn broer een matras, een deken, een fles water en een paar droge crackers. Hij is toen dus in ons eigen huisje letterlijk onder de grond ondergedoken. De volgende ochtend stonden de Duitsers voor de deur met de opdracht de jongen op te halen. Ik was alleen thuis, toen ze het hele huis onderzochten. Ze vonden niemand, maar stonden wel boven het hoofd van mijn broer in dat kamertje.

Heeft u mensen gekend die zijn opgepakt in de oorlog?
Mijn vader zat in die tijd in het bestuur in Indië en tijdens de Japanse bezetting werd hij gevangen genomen en naar een Jappenkamp gebracht. Vanaf dat moment hebben we hem niet meer kunnen bereiken. Voor ons was dat vreselijk, omdat mijn moeder, mijn broer en ik helemaal niet wisten hoe het met hem was. Wij hebben mijn vader jaren niet gezien. Gelukkig heeft hij het wel overleefd. Het was geweldig en onwezenlijk toen hij terug kwam uit Indië. Toen hij hier in de winter aankwam, was zijn enige bezit de kleding die het het Rode Kruis hem had gegeven. Ik zie hem nog aankomen met een plunjezak over zijn schouder. Hij was mager en niet helemaal gezond, maar hij leefde.

Wat was het gevaarlijkste wat u heeft meegemaakt in de Tweede Wereldoorlog?
In de winter hadden we hier in het westen geen eten meer. Ik ben met een vriendin op de fiets naar het oosten gegaan om eten te halen. Daarvoor moesten we de IJssel oversteken. Die afstand haalden we natuurlijk niet in 1 dag. Daarbij komt dat tijdens onze tocht de Duitsers, dichtbij Eindhoven, één van onze fietsen innamen. We konden het niet maken om zonder iets terug te komen en gingen om beurten lopen en fietsen. We ontmoetten een groep Nederlanders, die ook over de IJssel wilde. Eén man heeft de Duitsers overgehaald om ons over te varen. We mochten het niemand vertellen, omdat dat strafbaar was. We kwamen aan in het oosten en daar hebben we door middel van ruilen wat eten gekregen. Maar hoe moesten we dat naar Den Haag krijgen? We konden het eten in melkbussen stoppen en met de melkrijder meerijden. Tijdens het wachten op de melkrijder kwam er een bombardement. Ze gooiden bommen op tientallen meters van ons vandaan. Toen dacht ik, ‘Nu heeft ons laatste uurtje geslagen’.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892