Luke, Daniel en Laurens van basisschool ’t Karregat in Eindhoven komen aan in de seniorenwoning van Joyce Djarkasi, met uitzicht op station Helmond CS. Het is een gezellig appartement met heel veel planten; mevrouw Djarkasi noemt het haar ‘bush-bush’. De kinderen krijgen limonade en koekjes, alles mag op. Mevrouw Djarkasi is op haar 19e vanuit Suriname naar Nederland gekomen, in 1982.
Waaraan kon u merken dat u in een koloniale samenleving woonde?
‘Wij kregen een strenge opvoeding op school. Ik zat met Creoolse, Hindoestaanse, Javaanse en Chinese kinderen op school, en in de klas moest je sowieso Nederlands praten. Als we met een vriendinnetje Javaans of Surinaams spraken dan kregen we straf: we moesten nablijven en het uitleggen, en op de basisschool kregen we een pets met de liniaal op onze hand. Ik heb er weleens over nagedacht of dat ook te maken had met de koloniale tijd, met de slavernij. De slaven werden vaak ook gestraft of geslagen.’
Heeft u een bijzondere herinnering aan uw jeugd?
‘Ik heb een mooie herinnering overgehouden aan vroeger, maar ook aan twee jaar geleden. Het was wel een beetje discriminerend, maar onze ouders wilden graag dat ik met een Javaanse man thuiskwam, want zo hoorde het. Als je vroeg waarom dat zo was dan kreeg je een pets, dat vonden ze brutaal en onbeleefd. Vlak voor mijn vertrek naar Nederland was ik verliefd op een jongen. Hij was negentien en hartstikke donker, Frank heette hij. Na school bleven we altijd hangen onder een amandelboom. Hij wilde graag bij ons thuis komen, maar ik stelde dat telkens uit en verzon smoesjes. Toen ik naar Nederland ging heb ik niks tegen hem gezegd, ik ben met de noorderzon vertrokken. En twee jaar geleden, na 44 jaar, heb ik hem weer ontmoet. Hij heeft nu een gezin en is opa. Ik vond het fijn hem weer te zien en hem de uitleg te geven waarom het destijds niet kon, toen we jong waren. En hij begreep het ook.’
Welke sporen heeft de slavernij achtergelaten in uw leven?
‘Als meisje zong ik altijd een Surinaams kinderliedje zonder er bij na te denken. Het klinkt als een leuk liedje, maar heeft een beladen betekenis. De tekst is: Faja siton no bron mi so, again masra Jantje e kiri suma pikin. Het betekent: ‘Vuursteen verbrand me niet zo, alweer vermoordt meneer Jantje een mensenkind’. Het gaat erover dat de meester vroeger weer een slaaf nam en brandmerkte. Ze werden eigenlijk als vee behandeld. De moeders stonden erbij en zongen dan dit liedje. Soms word ik daar een beetje emotioneel van. Als kind zong ik dat liedje alsof er niets aan de hand was, maar nu denk ik weleens: wat is er eigenlijk gebeurd in die tijd?’