Erfgoeddrager: June

‘Een poppenhuis ruilen voor graan’

Wij interviewden Aleida Verheus. Zij woonde aan het Linneaushof tijdens de oorlog. Ze merkte dat er iets aan de hand was in 1933. Hitler kwam aan de macht en hun Duitse dienstmeisje moest weg. Mevrouw Verheus vertelde: ‘We waren een gewoon gezin. Mijn vader was leraar Frans, we waren met 4 kinderen’.

Kunt u zich nog herinneren hoe de oorlog begon?
“Ja, dat weet ik nog goed. Het was een stralende dag. Ik had zwemles en vertrok ‘s ochtends vroeg naar het Sportfondsenbad. Het was druk op straat. Toen ik aankwam bleek het bad dicht te zijn. Mijn vader kwam aanfietsen en zei: ‘We zijn in oorlog met Duitsland’. Toen wisten we niet wat er precies aan de hand was. Na vijf dagen begrepen we dat het een ernstige zaak was. De Moffen kwamen binnenmarcheren. Mijn vader stond te huilen aan de kant. Toen begon de ellende.”

Ging u naar school?
“We gingen gewoon naar school. Ik ging na de zomervakantie naar het Barlaeus. Daar waren veel Joodse leerlingen. Eerst was dat geen punt maar in de tweede klas waren opeens veel Joodse leerlingen en leraren weg. De biologiejuf was weg, de tekenleraar. Een leraar Grieks was NSB’er, dat wisten we ook. Verder ging de school gewoon door, behalve op het laatst. Toen we naar de tweede klas gingen moesten we onze geschiedenis- en aardrijkskundeboeken inleveren. Er werden bladen uitgescheurd omdat de Duisters het niet eens waren met de inhoud.”

Hoe was de hongerwinter voor u?
“Van een bollenboer uit Hillegom kregen we tulpenbollen. ‘Wat moeten we er mee?’, vroeg mijn moeder. Het bleek dat je ze kon eten. Het was een soort aardappel: vreselijk vies! Dat mag je eigenlijk niet zeggen, natuurlijk, die tulpenbollen hebben ons  de oorlog door geholpen. We hadden kleine noodkacheltjes, die zetten we op het trekgat van het fornuis, daar kon je dan op koken. De stroom werd afgesneden. Toen was alles donker. We hadden kaarsen en slimme olielampjes, met een drijvertje op olie, die staken we aan. Zo zaten we om de tafel met elkaar, de kandelaar in het midden. Mijn vader probeerde bij boeren eten te halen. Mijn zusje en ik hadden een grote poppenkamer. We hebben ons poppenhuis geruild voor graan. Daar konden we pap van maken. Later ben ik getrouwd met een predikant in Edam. Eén van de gemeenteleden die we daar hadden, hoorde mijn naam en zei: ‘Och god, dat poppenhuis!’. Het bleken de mensen te zijn aan wie we het poppenhuis hadden gegeven. We kregen het toen terug voor onze kinderen. Dat was heel bijzonder!”

Heeft u gevaar gekend?
“Mijn vader zat in het verzet. Dat hoorden we pas veel later, zelfs mijn moeder wist toen niet alles. In de Van Ostadestraat, in een school, werd het Parool gedrukt. Dat was toen een illegale krant. Onder het podium van het natuurkundelokaal waren wapens opgeslagen. Dat was heel gevaarlijk want de school stond tegenover een NSB-kantoor. Eén keer moest mijn vader onderduiken. Er kwam namelijk een man met wapens naar school om ze daar te verbergen. Dat was het enige gevaar dat wij hebben meegemaakt. Wat ook spannend was. We hadden geen fiets en moesten lopend naar school. Op een dag stonden er Moffen bij de Vijzelstraat. Iedereen moest omlopen. Het bleek dat bij de brug bij de Heinekenbrouwerij, mensen werden gefusilleerd.”

Heeft u ook nog vrolijke herinneringen?
“Ik woonde aan het Linnaeushof, met de kerk in het midden. In 1942 kregen we een stencil in de bus. Het was een aankondiging dat er een nieuwe pastoor kwam, meneer Nolet en de bezetter had toestemming gegeven om de vlag uit te hangen. De Nederlandse vlag mocht nooit te zien zijn. Maar nu mochten we allemaal de vlag uithangen. Onze NSB-buurman, wilde mijn vader aangeven, omdat hij niet katholiek was en toch de vlag uithing. Maar het was voor alle hofbewoners zei mijn vader en hij deed het gewoon. Dat vonden we zo fijn!”

foto’s: Marieke Baljé

 

 

 

 

Erfgoeddrager: June

‘Het gezin werd meegesleurd naar de auto’

Tijdens een zomervakantie leerde de oudere zus van Rietje een Joodse jongen kennen. Zij werd verliefd op hem en hij op haar. Tot hij werd opgepakt door de Duitsers.

Was u bang in de oorlog?
“We hadden een onderduiker in huis, een jongen van ongeveer 20 jaar die Arie Bakker heette. Voor hem hadden we een vluchtroute bedacht: als er onraad was moest hij wegrennen via een platje bij ons huis, over het hek en dan langs het schoolplein verderop. En indien de huiszoeking ’s nachts was dan was afgesproken dat mijn zus zo snel mogelijk in het bed van de onderduiker zou gaan liggen zodat het zou lijken of het haar bed was. Toen de Duitsers op een nacht inderdaad bij ons aanbelden om te zoeken naar onderduikers, keken ze met hun zaklampen ook bij Aries bed. Daar lag mijn zus. Toch werd mijn vader gearresteerd. Doodsbang was ik dat hij niet meer zou terugkomen. Gelukkig konden ze niet bewijzen dat we een onderduiker in huis hadden en werd vader weer vrijgelaten. Hoe het met Arie Bakker is afgelopen, hebben we nooit meer gehoord.”

Wat is een nare herinnering aan de oorlog?
“In de zomer van 1943 hebben we op een huis gepast in Amsterdam-Zuid, een huis van rijke mensen die op vakantie waren. Mijn moeder werkte als schoonmaakster bij hen. Aan de overkant woonde een Joodse jongen. Mijn oudere zus werd verliefd op hem. Hij vond haar ook leuk. Ze zwaaiden naar elkaar en bouwden een band op. Tot op een warme zomerdag een overvalwagen met Duitsers kwam aanrijden. Het gezin werd meegesleurd naar de auto, maar die jongen zat nog op het balkon van zijn kamer. In paniek sprong hij naar beneden. Vermoedelijk brak hij bij de val zijn benen. Hij schreeuwde het in ieder geval uit van de pijn. Maar ook hij werd meegenomen. Mijn zus heeft hem nooit meer teruggezien.”

Heeft u herinneringen aan NSB’ers in de buurt?
“Op Dolle Dinsdag, 5 september 1944, dachten we even dat de oorlog al voorbij was. Veel NSB’ers zijn toen gevlucht. Mijn moeder moest kort na Dolle Dinsdag het huis schoonmaken van een gevlucht NSB-gezin. Ik mocht mee. In het huis zag ik een speldje liggen dat ik heel mooi vond. Van mijn moeder mocht ik het houden. Trots maakte ik het vast aan mijn jas. Toen we terugkwamen in Noord en door de Hortensiastraat liepen, kwam ik een jongen van school tegen. Hij keek een poosje naar dat speldje en zei toen: ‘Dat is van de NSB, dat zijn landverraders!’ Ik heb het meteen afgedaan want ik was bang dat mijn vader mijn benen zou breken als hij me ermee zou zien.”

Erfgoeddrager: June

‘In ruil kreeg mijn moeder een half pond vlees mee’

Marty Jager was pas 1 jaar oud toen de oorlog uitbrak, maar toch heeft deze periode grote indruk op haar gemaakt.

Wanneer was u bang in de oorlog?
“’s Avonds als het aardedonker was. Van de Duitsers moest het ‘s avonds altijd helemaal donker zijn, de straatlantaarns waren uit en alle ramen van de huizen moesten elke avond worden geblindeerd, dus je kon dan helemaal niets zien op straat. Omdat het zo donker was, kon je ook het einde van onze kade niet zien en liep je dus zo het water in. In het water bij de Ranonkelkade is wel eens een lijk gevonden van iemand die in het water was gevallen.”

Had u honger tijdens de oorlog?
“Eens in de week ging mijn moeder ’s avonds naar het einde van de straat om iets af te leveren. Wat dat was weet ik niet, maar in ruil kreeg ze een half pond vlees mee. Zo hadden wij toch iets te eten. Een keer toen mijn oom bij ons bezoek was, moest mijn moeder weer weg. Maar ze kwam maar niet terug. Mijn oom en ik werden er hartstikke zenuwachtig van. Pas uren later dook ze op. Wat bleek? Het was zo donker geweest dat ze aan de muren en deuren moest voelen waar ze was in de straat en zo is ze haar oriëntatie kwijtgeraakt. Ons huis kon ze niet meer vinden.”

Heeft u bommen gehoord tijdens de oorlog?
“Niet het geluid van bommen, maar wel van de bommenwerpers. Pas veel later realiseerde ik me hoeveel indruk dat geluid op mij heeft gemaakt. Jaren later, in de bioscoop, werd ik zeer angstig bij het horen van bommenwerpers in een film. Ik herinnerde me dat geluid weer en de angst die ik daarbij voelde als kind.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892