Erfgoeddrager: Jaydon

‘Mijn ouders hadden niet veel tijd om ons op te voeden, maar hier hielpen de onderduikers bij’

Kadima, Umut en Jaydon van basisschool het Zaanplein in Zaandam spreken met de 84-jarige heer Ron Zaayer over zijn ervaringen in de Tweede Wereldoorlog. Hij was vier jaar oud toen de oorlog begon. Van de eerste oorlogsjaren kan hij zich niet veel herinneren. Pas vanaf zijn zesde, zevende jaar werd hij zich bewust van wat er zich afspeelde. Ron woonde met zijn ouders en zus in het dorp Westzaan. In het dorp was de oorlog niet zo merkbaar alsin de stad, en vooral omdat het gezin vlak bij een boer woonde was er aan eten gelukkig geen gebrek. Dit in tegenstelling tot de gezinnen die in de stad woonden. Ook had het gezin een moestuin waar groenten werden verbouwd.

Wie of wat was uw belangrijkste bezit tijdens de tweede wereldoorlog?
‘Ondanks dat wij niet veel bezaten, ben ik niets tekortgekomen. Ik heb nooit honger gehad, wel trek. Dit kwam vooral omdat we in een dorp woonden en de boer naast ons, ons granen en dergelijke gaf. Ook verbouwden we zelf groenten in onze moestuin.
Vanaf mijn huis kon ik naar de dijk kijken. Hier zag ik vaak mensen uit de stad lopen met karren en zulke dingen. Ze waren op zoek naar eten. Dit zal ik nooit vergeten. Ik had geen speelgoed, maar kreeg een keer – ik weet niet meer wanneer dit was – een grote houten auto. Hier was ik erg trots op!’

Had u onderduikers in huis?
‘Mijn ouders zaten in het verzet. Dit was overigens een geheim. Je mocht dit tegen niemand zeggen omdat je anders verraden zou kunnen worden. Dit is één keer bijna gebeurd door onze buren, zij waren geboren in Duitsland. Maar gelukkig is het goed afgelopen. Wij hebben gedurende de oorlogsjaren wel vijftien verschillende onderduikers in ons huis gehad. Joodse mensen en vaak ook kinderen. Alle slaapkamers waren bezet in ons huis. Ik sliep zelfs aan het voeteneind van een tweepersoonsbed waar al twee mensen in sliepen. Mijn vader en moeder hadden nietveel tijd om ons op te voeden, maar hier hielpen de onderduikers bij. Zij bemoeiden zich met de opvoeding van mijn zus en mij. Dit was normaal voor mij.’

Kon u naar school tijdens de tweede wereldoorlog?
‘Toen ik zeven jaar was ging ik pas naar school. Dat kwam omdat je pas naar school mocht als je zes was en ik werd in juli zes jaar. Als je voor juli jarig was, mocht je na de zomer naar school. Ik moest dus nog een jaar wachten. Toen ik eenmaal naar school mocht, was er niet altijd les. Soms was de school dicht of was er geen leraar. Soms was het erg koud in de school en werd er ook geen lesgegeven. Als er wel les werd gegeven, keek ik veel naar buiten.’

 

Erfgoeddrager: Jaydon

‘De oorlog begon op een mooie dag’

Frederik Vos was tien jaar toen de oorlog begon. Hij woonde toen in Zandvoort. Omdat de Duitsers de Atlantikwall gingen aanleggen, werd hij met het gezin overgeplaatst naar de Transvaalbuurt in Amsterdam. In zijn boek ‘Fietsen zonder banden’ heeft hij zijn belevenissen van die jaren opgeschreven. Aan Hidaya, Ella, Jaydon en Dina van basisschool De Kraal vertelt hij over zijn herinneringen aan die tijd.

Hoe merkte u dat de oorlog begon?
‘Mijn moeder zei die dag nog tegen mij: “Het is een mooie dag vandaag”. Het was een vrijdag, het was 10 mei. Dat had ik gezien op de keukenkalender. M’n moeder maakte brood klaar voor mijn vader. Die werkte bij de trein in Amsterdam en ging daar ook altijd met de trein naartoe. Hij pakte zijn tas in en ging naar station Zandvoort. Een prima begin van een mooie dag. Normaal gesproken kwam hij altijd ’s avonds terug. Maar die ochtend kwam hij na tien minuten al terug. “Jongens, het is oorlog!” zei hij. Ja, dan schrik je je dood, want ik had verhalen gelezen over oorlog. Toch wist ik niet wat er ging gebeuren. Misschien werd je doodgeschoten of zo? Dus, hoe voor mij oorlog begon? Volkomen onverwacht op een mooie dag.’

Wat gebeurde er toen in Zandvoort?
‘De volgende dag kwamen de Duitse troepen Zandvoort binnen. Wij keken op straat toe wat er gebeurde. Op een motor zat een Duitser met een geweer die hij op ons gericht hield. In zijn laars zag je een handgranaat. Hij lachte niet. We vonden hem eng. Hij was bereid op ons te schieten als wij wat zouden doen. Maar wij bleven daar rustig en verslagen staan. Later gingen ze in onze straat eten. Ik vond het gek dat vijanden die mensen doodgeschoten hadden, daar gewoon stonden te eten. Ze hadden ook snoepjes om uit te delen. Je verwacht niet dat soldaten in een oorlog snoepjes uitdelen! Kinderen kwamen daar graag op af, want snoepjes zijn snoepjes. Ik was benieuwd hoe een mens dat een ander mens heeft doodgeschoten eruit zag. Ik wilde naar ze toe, naar die mannen met helmen met doodshoofden erop.  Maar dat mocht niet van mijn moeder. Ik schaamde me dood dat zij dacht dat ik ze snoepjes wilde gaan vragen. Daar ging het me helemaal niet om.’

Waarom bent u verhuisd van Zandvoort naar Amsterdam?
‘Alle mensen die aan de kust woonden, werden door de Duitsers gedwongen om elders te gaan wonen. Ze wilden langs de hele kust namelijk forten met kanonnen bouwen om hun bezette land te verdedigen tegen Engelse troepen. Wij werden dus geëvacueerd. En zo zijn wij in de Krugerstraat terechtgekomen. Later hoorden we dat er eerder Joodse mensen hadden gewoond, die meegenomen waren door de Duitsers. Dat vond ik heel erg. We zaten in een huis waar je eigenlijk niet hoorde te zitten… omdat daar mensen hadden horen te zitten… die niet gearresteerd hadden moeten worden… en doodgemaakt.’

Waarom heet uw boek ‘Fietsen zonder banden’?
‘Er was in de loop van de oorlog steeds minder te eten. Ik weet nog dat op de hoek van het Krugerplein een bakker was, waar ik wel twee uur voordat de school begon in de rij ging staan voor een half brood. Soms was er geen brood en hadden we dus ook niets te eten. Ik was toen vijftien en zei tegen mijn ouders dat ik naar het oosten zou gaan. Daar was geen hongersnood. Ik ben toen met een fiets zonder banden weggegaan, tot aan Coevorden. Daar vond ik onderdak bij een aardige boerenfamilie en kreeg ik te eten.’

           

Erfgoeddrager: Jaydon

‘Vergeet mij niet’

Schrijfster Claudia Carli kreeg in 2011 het poëziealbum van Alida Lopes Dias in bezit. Ze bewaarde het en zocht jarenlang naar de 18 joodse meisjes die in het album schreven. Veel van de meisjes bleken vlak nadat ze een gedichtje in het album van Alida hadden geschreven te zijn vermoord. Mevrouw Carli vertelt ons over Annie Fransman en Lientje de Jong, twee meisjes uit het album die opgroeiden in de Transvaalbuurt.

 

Wat bent u te weten gekomen over Annie Fransman?
Annie, die eigenlijk Marianne heette, was 10 jaar toen de oorlog uitbrak. Ze woonde in de President Brandstraat op nummer 36, driehoog. Tijdens de oorlog moest Annie naar de Herman Elteschool, een school in de Pijp speciaal voor joodse kinderen. Hier kwam ze bij Alida in de klas, waar ze het volgende gedichtje in haar poëziealbum schreef:

 

Als dichter ben ik niet geboren,
rijmen kan ik evenmin,
maar om anderen na te praten,
daarin heb ik ook geen zin.
Nou, van mij geen woord of lied,
alleen de wens: vergeet mij niet.

Vergeet mij niet,’ schreef Annie, maar toen ik op zoek ging naar informatie over haar, kon ik bijna niets vinden. Zelfs geen foto. Dat vind ik zo droevig: dat er bijna niets van dit meisje bewaard is gebleven. Ik heb alleen haar sterfdatum gevonden. Op 11 december 1942 is Annie samen met haar vader, moeder, broers en zussen in Auschwitz vermoord. Ze is 12 jaar oud geworden.”

Wat bent u te weten gekomen over Lientje de Jong?
“De volledige naam van Lientje was Mendelina. Zij was ook 10 jaar toen de oorlog begon, en woonde in Wormerveer. De Duitsers beslisten dat alle joodse mensen bij elkaar moesten wonen, en daarom verhuisde Lientje met haar vader, moeder, broers en zussen naar Amsterdam, naar de Transvaalbuurt. Daar ging het gezin wonen in de President Brandstraat, op nummer 56, en zo kwam ook Lientje in de klas van Alida terecht. Van Lientje heb ik wel een foto gevonden, en weet ik dat haar vader schoenmaker was. En ook van Lientje vond ik een sterfdatum: op 28 mei 1943 werd ze vermoord in Sobibor.

Van Annie en Lientje is niet veel meer overgebleven dan een sterfdatum en een gedichtje. Ik bedenk me dan dat zij ook gewoon kinderen waren die speelden, en die later iets wilden worden, net als jullie. Maar daar is niets van terechtgekomen.”

foto’s: Marieke Baljé

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892