Erfgoeddrager: Fien

‘Slapen op een boot, verstopt tussen het riet’

Wij hebben met elkaar meneer John Tielrooy geïnterviewd over de Oostelijke Handelskade in de oorlog. Het was bijzonder omdat hij precies ondergedoken zat op de plek waar onze school staat.

Waar heeft u ondergedoken gezeten?
“Toen de oorlog begon zat ik op de HTS. Daarom kreeg ik vrijstelling van de Arbeitseinsatz. Toen ik klaar was met mijn studie ben ik ondergedoken. Ik begon in ons eigen huis, op de Oostelijke Handelskade nr. 6, naast Panama. Dat was een vrijstaand diensthuis, mijn vader werkte daar. Maar ik kon niet blijven en daarna heb ik op verschillende adressen ondergedoken gezeten. Het was altijd spannend als ik toch de straat opging. Dat kon eigenlijk niet meer, want jongens van twintig werden meteen opgepakt. Er waren altijd controles waarbij je je moest legitimeren met je stamkaart.”

Had u vrienden die ook ondergedoken waren?
“Ik zaten in de zomer van ‘43 samen met vier goede vrienden ondergedoken in Vinkeveen, op een zeilboot van een vriend van mijn ouders. We sliepen op die boot op de Vinkeveense Plassen. Er waren allemaal eilandjes met hoog riet waartussen je je goed kon verstoppen. Er werd daar turf gestoken, dat gebruikten we als brandstof en onze ouders brachten bij toerbeurt eten. We leefden die hele zomer een beetje als wilden. Daarna zat ik er in m’n eentje, je kon moeilijk aan een adres voor vier personen komen. Niet veel mensen waren bereid om onderduikers in huis te nemen, dat was natuurlijk ook heel riskant. Van ons vieren hebben er drie het overleefd.”

Wat deed u tijdens de onderduik?
“Ik las veel en heb Spaans geleerd. Ook studeerde ik economie uit pure verveling en Engelse handelscorrespondentie. Tijdens de onderduik miste ik het menselijk contact. Je hebt helemaal geen mensen om je heen, ik miste mijn sport. Ik was een enthousiaste honkballer voor de oorlog.”

Hoe zag de onderduikplek in Panama eruit?
“De Duitsers wilden het centrale machinegebouw, Panama, opblazen, omdat er dan in de hele haven geen stroom meer zou zijn. Maar om de een of anderen reden is dat nooit gebeurd, dus het gebouw stond leeg. Ik ben daar toen met een van die vrienden gaan wonen. We sliepen in een diepe kast. Het was een oud huis, die kasten waren van oorsprong bedsteden. In het gebouw ertegenover zaten de Duitsers, daar keken wij op uit. Zij hadden een wacht voor de deur. In de Hongerwinter was de haven een spergebied, er mocht niemand in. Maar wij zaten daar dus ondergedoken met een schildwacht voor de deur. Veiliger kon eigenlijk niet. We hebben wel in het donker gezeten, want je kon absoluut geen licht branden ’s avonds, anders konden die Duitsers het zien.”

foto’s: Marieke Baljé

Erfgoeddrager: Fien

‘De dominee was erg onvoorzichtig ’

Mevrouw De Levie woonde tijdens de oorlog in de Grevelingenstraat. Ze was altijd bang in die tijd. Als ze buiten laarzen van soldaten hoorde, ging ze snel onder de dekens liggen. Toch vonden wij haar erg moedig. Mevrouw De Levie heeft vanaf haar zestiende ondergedoken gezeten. In die tijd zorgde ze ervoor dat haar jongere zusje wel naar school kon.

Hoe begon de oorlog voor u?
‘Toen de oorlog begon, zat ik in de tweede klas van het Barlaeaus Gymnasium. Ik woonde met mijn ouders, twee broers en zusje Julieke in de P.C.Hooftstraat. Vanaf september 1941 moest ik verplicht naar het Joods Lyceum. Ook moesten we verhuizen naar een van de ‘joodse buurten’, de Rivierenbuurt. Vanaf die tijd hadden we altijd tassen met kleren klaarstaan voor als we ineens moesten onderduiken. Dát we dat zouden doen, was voor ons heel zeker. Een schoolvriendje vertelde dat hij niet kon onderduiken, omdat zijn ouders daar geen geld voor hadden. Toen begreep ik hoe belangrijk het is om geld te hebben.’

Hoe was uw onderduiktijd?
‘Mijn zusje en ik werden naar Friesland gebracht. We waren eerst bij een boerengezin in Sint Jacobieparochie. Maar de dominee uit Bergum had huishoudelijke hulp nodig en wilde dat wij bij hem onderdoken. Hij dreigde geen geld en bonkaarten voor onze onderduikouders meer door te geven als we dat niet deden. Ik wilde niet weg, maar besloot om toch naar Bergum te gaan, omdat Julieke daar naar school kon en dat vond ik erg belangrijk.
Bij de dominee moest ik heel hard werken. Wij waren ontzettend bang dat iemand ons zou verraden, omdat de dominee zo onvoorzichtig was. Hij vertelde bijvoorbeeld in de kerk wat hij op Radio Oranje hoorde! ‘s Nachts plaste mijn zusje in bed van angst. Uiteindelijk moest de dominee zelf onderduiken. Toen gingen we naar andere onderduikadressen in Friesland.’

Hoe was uw terugkomst in Amsterdam?
“Mijn ouders, twee broers, Julieke en ik hadden de oorlog overleefd, maar al onze familie en vrienden waren vermoord. We kwamen weer samen in de Grevelingenstraat. Het huis was helemaal leeg. Ik herinner me niets van het weerzien met mijn ouders en broers. Wel herinner ik me dat mijn vader meteen wilde scheiden van mijn moeder. Dat vond ik verschrikkelijk. Ons gezin viel uit elkaar. Jarenlang voelde ik me ontheemd. Pas veertig jaar na oorlog, toen Julieke en onze ouders al dood waren, kwamen mijn broers en ik ertoe om met elkaar te praten en vonden we de vertouwelijke band van vroeger terug.’

Benieuwd geworden naar de foto’s van Annemie Wolff? Kijk op de website: http://stichtingwolff.nl/

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892