Erfgoeddrager: Daniel

‘“Als jij het lef hebt om binnen te komen dan gooi ik deze bloempotten naar beneden!”’


Mevrouw de Hoo vertelt over haar zussen en haar vader. Ze is een bang, jong meisje in de oorlog. Ze is ook angstig geworden door het bombardement op Den Haag.

Hoe heeft u het bombardement ervaren?
Tijdens het bombardement was ik thuis. Maar mijn jongste zusje was naar de slager. Bij die slager kon je botten halen die waren uitgebeend en daar konden wij soep van trekken. Terwijl mijn zusje in de winkel was vielen de bommen, ze heeft zich uiteindelijk kunnen redden door zich onder de toonbank schuil te houden. Na het bombardement kwam mijn zusje gauw naar huis, maar ze kon niet zomaar over de stoep. Ze moest over lijken lopen om uiteindelijk thuis te komen. Wij hebben haar met open armen ontvangen toen ze door de deur van ons huis naar binnen liep.

Hoe heeft u de bevrijding ervaren?
Iedereen was natuurlijk ontzettend blij en overal werd feest gevierd. Ik voelde pas echt dat we bevrijd waren toen ik samen met mijn zusjes in de Laan van Nieuw Oost-Indië liep. Wij liepen op de stoep met onze rood wit blauwe vlaggetjes en opeens zagen wij de tanks met Canadese vlaggen onze kant op rijden. Zij stopten vlak voor onze neus en gaven ons alle drie een reep chocola en een boterham met sardientjes. Na een periode van honger lijden was dit het beste cadeau wat wij konden krijgen. Het voelde alsof ik een klomp goud in mijn handen had, wat een feest!

U bent verhuisd, heeft u toen veel spullen mee kunnen nemen?
Toen wij uit ons huis werden gezet waren mijn jongste zusje en ik nog geen 16. Dit betekende in die tijd dat je nog geen ausweis nodig had. Een ausweis is een soort paspoort om de grens over te komen. Mijn zusje ging met een geleende kinderwagen van mijn tante terug naar ons oude huis om wat spullen mee te nemen. Dit deden wij vaker, maar wij namen elke keer een andere weg. De weg naar ons oude huis was namelijk een flink stuk lopen, maar wij wilden niet betrapt worden. Er was ingebroken, dus we waren al veel spullen kwijt. Toen wij een keer in het huis waren zagen wij 2 jongens staan. Ik als 12 jarig meisje schreeuwde: “Als jij het lef hebt om binnen te komen dan gooi ik deze bloempotten naar beneden!” Er stonden namelijk nog een aantal oude bloempotten in de vensterbank, de jongens gingen uiteindelijk weg. Ik weet niet of ik echt de bloempotten had gegooid als de jongens niet weg waren gegaan, maar op dat moment klonk het als het beste idee.

Erfgoeddrager: Daniel

‘Ik weet nog dat ik na de oorlog mijn eerste banaan at’

Els Gubbels is geboren in de oorlog tegenover het Anne Frankhuis en heeft in de hongerwinter in de Witte de Withstraat gewoond. Tom Gubbels was 1,5 jaar toen de oorlog uitbrak en woonde aan de rand van de stad. Maria, Daniel en Egon van de Meidoorn spreken hen op een koude vrijdagmorgen in februari. Geboeid luisteren ze naar de verhalen.

Wat kunt u, Els, zich nog herinneren van de oorlog?
Ik ben in de oorlog geboren, dus ik heb zelf weinig herinneringen. Ik hoorde later dat mijn vader onze radio had verstopt in een luik. Alle radio’s waren streng verboden. Hij had in de kast in de kamer de vloer open gemaakt en daar een gat in gezaagd en af en toe luisterden ze stiekem naar radio oranje. Maar boven mijn ouders woonden NSB’ers en als ze de radio hoorden dan klopten ze op de deur: “Een beetje zachter, we horen de radio!” Dus ze waren op de hand van de Duitsers maar ze hebben mijn vader niet verraden.

Heeft uw familie de oorlog overleefd?
Tom: Mijn vader is in de oorlog in 1943 in het ziekenhuis overleden aan TBC, een longziekte. Mijn moeder bleef alleen achter met mij en mijn twee zusjes en had bijna geen geld. We kregen kleren van het armenfonds.
Els: Ik woonde met mijn ouders en zusje op de Prinsengracht recht tegenover het Anne Frankhuis. Dat verhaal hoorden we natuurlijk pas na de oorlog. Alle jongemannen moesten als soldaat vechten en mijn oom werd ook opgeroepen naar Duitsland gegaan, die heeft de hele oorlog daar gewerkt op een kantoor in Berlijn. Hij is pas twee jaar na de oorlog terug gekomen vanuit Duitsland, 27 jaar en helemaal kaal,  waarschijnlijk van alle ellende. Hij heeft er na de oorlog nooit meer over gesproken.

Hoe was het in de Hongerwinter?
Tom: We hadden heel weinig eten. Ik weet nog dat ik in de rij moest staan voor soep en dan mocht ik de pan uitlikken. Het was ook heel koud, dus we gingen met mijn moeder en zusjes bij mijn opa en oma wonen en daar hebben we de winter doorgebracht. Tegenover dat huis was een tehuis voor oude mannen. Ik heb gezien dat er elke dag doodskisten naar buiten werden gedragen, overleden door honger en kou. Wij hadden een beetje geluk dat mijn opa bij de kolencentrale werkte. Hij stopte stiekem tijdens het werk kooltjes die op de grond vielen in zijn lege broodtrommel. Buiten bij de poort stonden Duitse soldaten op wacht en ze controleerden om de tien mannen en dan deden ze de trommels open. Mijn opa is gelukkig nooit gepakt.
Els: Wij gingen in de Hongerwinter ook bij mijn opa en oma wonen, in de Witte de Withstraat. Mijn opa hielp bij het abattoir en dan nam hij bloed mee van de slacht en daar maakte mijn oma bloedworst van, dat vonden we heerlijk.

Fotografie: Saskia Gubbels

Wat herinnert u zich van de eerste tijd na de oorlog?
Els: Ik weet nog dat ik mijn eerste banaan kreeg na de oorlog. Dat vonden we heel apart. Tom: Ik herinner me het eerste wittebrood. Ik woonde bij het Surinameplein, dat was de rand van de stad toen. Er waren alleen maar weilanden en slootjes. Daar gooiden ze na de oorlog brood in blikken naar beneden. Dat was zo verrukkelijk! Jongetjes die wat ouder waren die gingen dan op blikkenjacht om ze aan elkaar te binden en zo vlotten te bouwen. Daar was ik heel jaloers op!

Erfgoeddrager: Daniel

‘Van de buren heb ik geweldig leren vloeken!’

Truus Grondsma (79), was pas twee jaar toen de oorlog begon en heeft de Hongerwinter in Leeuwarden doorgebracht. Voor haar oude huis en met de foto’s van haar tante vertelt ze haar kleinzoon Daniël en Ranillie, Nina en Dajo van de Rosa Boekdrukkerschool over de laatste straat van de stad.

Hoe was het in de oorlog?
De straat was heel rustig, behalve wanneer buren verderop ruzie hadden. Die kwamen uit de Jordaan en die konden me toch vloeken! Achter onze tuin hield de stad op. Door de schutting kwamen we in een gigantische zandbak terecht. Ik liep ook een keer met mijn vader op de weg, waarschijnlijk om eten te halen bij de boeren, toen er een Duitse legerjeep aankwam. We doken snel langs de kant van de weg, dat was best wel eng.

Had u last van de Hongerwinter?
In de zomer van 1944 gingen we bij mijn Pake (Opa) op bezoek in Leeuwarden en uiteindelijk zijn we daar gebleven. Ook daar kon je soep bij de gaarkeuken halen, maar er zat vast meer in dan hier in Amsterdam. Ik had hongeroedeem op mijn ellenbogen en knieën en wanneer de zweren open gingen stonk dat verschrikkelijk. Bij Pake stond een tarwekist, daarin hadden muizen een nest gemaakt met papier uit mijn schoolschrift. Alleen mijn vader ging af en toe terug naar Amsterdam naar de sigarenzaak, daar zat een joods gezin ondergedoken. De mensen in de straat moeten voor ze hebben gezorgd, dat kan niet anders. Vader heeft zelfs nog eten vanuit Leeuwarden naar de buren gestuurd.

Wat veranderde er tijdens de oorlog?
Er is iets van een bom gevallen in de straat, maar dat herinner ik me niet meer, ik was te klein. In Leeuwarden waren razzia’s om mannen op te pakken om in Duitsland te gaan werken, aan de achterkant zagen we de mannen via de dakgoot naar andere huizen ontsnappen. Vader had een verstopplek in het huis van pake. Toen er Duitse soldaten kwamen zoeken, zat vader daar verstopt. Ik begon te huilen en zei: “Ze komen mijn vader halen”. De soldaat verstond het niet en mijn moeder vertaalde, dat ik huilde omdat mijn pake ziek was. Toen hij weer weg was, legde mijn moeder uit dat ik dat nooit meer mocht zeggen. Toen heb ik eigenlijk jaren niks meer gezegd. Voor de oorlog had mijn vader in Duitsland gewerkt, hij sprak dus uitstekend Duits. Toen hij toch een keer op straat was opgepakt heeft hij zich er met zijn goede Duits uitgekletst en stond hij opeens weer voor de deur.

Fotografie: Shirley Brandeis

Ging u ook feestvieren toen de oorlog voorbij was?
Leeuwarden is net als Amsterdam door de Canadezen bevrijd, ze deelden koekjes en chocola uit. En er was overal feest. Ik weet ook nog dat ik voor het eerst een banaan kreeg net na de bevrijding, ik vond dat maar raar smaken. Ook wel grappig is het briefje dat ik vond van de schoolinspectie van februari 1946. Daarin stond dat ik klompen of schoenen moest hebben of dat ik anders niet meer naar school toe mocht.  Ik weet niet waarop ik naar school ging, maar vast niet op blote voeten in februari!

Erfgoeddrager: Daniel

‘‘In de diepe kast onder de trap waren we veilig voor de bommen’’

Arie Stokvis woonde als kind met haar tweelingzus Rietje, haar oudere broer en haar ouders in de Avenhornstraat in Nieuwendam. Aan het einde van de straat stond een Duits afweergeschut. Daan, Mohammed, Tom en Daniel zijn onder de indruk als mevrouw Stokvis op Montessorischool Azaleastraat vertelt hoe dichtbij het was. En dat het luchtalarm de laatste jaren van de oorlog elke dag wel een keer af ging.

 

Zag u vliegtuigen over uw huis vliegen?
“Bij het Purmerplein waren vroeger weilanden en daar stond een luchtafweergeschut. Daarmee konden ze de vliegtuigen uit de lucht schieten. Bij het Mosveld was een groot terrein dat de Engelsen wilden bombarderen. En waar ik woonde had je achter het Vliegenbos de chemische fabriek Ketjen, die wilden ze ook platbombarderen. Er kwamen heel veel bommenwerpers, broem-broem-broem. Dan ging het luchtalarm af, het loeide heel eng, en dan riep mijn moeder: “Ga in de kast!”. We hadden een diepe kast onder een trap, daar zaten we veilig. Als een bom op een huis valt, blijft vaak de trap staan. Er kwamen ook Tommies over, Engelse jagers, hele colonnes; dan zag het zwart van de vliegtuigen. Ze vlogen heel hoog, maar de Duitsers schoten toch. Als we uit het raam keken – ook al mocht het niet van mijn moeder – konden we de lichtbanen van de kogels zien. ’s Avonds schoten ze eerst lichtkogels af. Het was net vuurwerk, maar wel eng. Ik heb er jaren nachtmerries van gehad. De laatste twee jaren gebeurde dat iedere dag wel. Ik was een keer met mijn zus in de buurt aan het spelen, toen de de sirene begon te loeien en het geschut schoot. Geen stap kon ik meer verzetten, zo bang was ik…”

Heeft u ook leuke momenten gehad?
“Het klinkt misschien een beetje gek maar ik vond die Duitse soldaten leuk. Ze hadden onze lagere school bij het Purmerplein als bivak ingenomen. Als Rietje en ik er langsliepen, zeiden ze soms: ‘Ga maar even ijsjes voor ons halen’, en dan kregen wij ook. Of ze hadden een boterham over. Soms gingen ze door de straat marcheren, netjes in uniform. Dan hoorde je het geluid van die laarzen en zongen ze prachtig Duitse liederen. Maar dat mocht ik niet mooi vinden van mijn moeder, want ze waren de vijand. Op een dag haalden ze de mannen uit de huizen om in Duitsland te gaan werken. Toen ze bij ons kwamen, deden mijn zusje en ik open. Die man vond ons met onze blonde krullen en blauwe ogen heel vertederend. Toen hij zag dat mijn vader zich stond in te zepen om zich te scheren, mocht mijn vader zich later die ochtend op het bureau melden. Hij is natuurlijk nooit gegaan.”

Wat is het ergste dat u heeft meegemaakt?
“Honger, vreselijke honger. Mijn vader ging nog wel eens de boer op, de Beemster in, linnengoed ruilen tegen aardappels. Dan kregen we de ene dag aardappels en de andere dag soep van de schillen. Mijn zus en ik werden heel ziek. Mijn vader heeft ergens rijst weten te bemachtigen, en voerde ons rijstewater. Anders waren we doodgegaan.”

Hoe blij was u toen u weer wat lekkers proefde na de oorlog?
“We kregen wittebrood uit Zweden, met een beetje roomboter erop. Dat was smullen. Maar als je zo lang honger hebt gehad, mag je niet meteen eten. Mijn moeder was heel streng. Eén sneetje brood, een klein beetje boter, meer niet. Als je meer ging eten, ging je spugen, je maag kon dat niet aan. En we kregen ook blikken met koek. Je wilde wel de hele trommel leegeten, maar we mochten er één per dag.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892