Erfgoeddrager: Daniel

‘Een dappere dame’

Wij zijn Lynn, Dulan, Daniel en Green. Wij mochten in Café ‘t Mandje op de Zeedijk Diana Van Laar interviewen, het nichtje van Bet van Beeren. Bet van Beeren was tijdens de oorlog eigenaresse van ‘t Mandje. Ze was een heel bijzondere, dappere dame, met een goed hart, die tijdens de oorlog veel heeft meegemaakt en veel deed voor haar medemens. Ze was lesbisch en was daar heel open over, niet vanzelfsprekend en best gevaarlijk in die tijd. Maar Tante Bet was nergens bang voor.

Wat gebeurde er in ‘t Mandje tijdens de oorlog?
“In ‘t Mandje kwamen allerlei soorten mensen. Niet alleen homoseksuele mannen en vrouwen, maar ook buren, mensen uit de provincie, boeren die naar een beurs waren geweest, stewardessen, piloten, acteurs en zelfs de burgemeester. Het was – en is trouwens nog steeds – een café waar iedereen kon zijn zoals hij of zij was. Er zaten veel Joodse vrouwen in ‘t Mandje. Tante Bet verstopte ook Joden in het café. Sommige mensen zeggen dat ze in de kelder zaten, maar ik denk dat ze op zolder waren en dat tante Bet in de kelder wapens verstopte voor haar broer, die in het verzet zat. Vlakbij het café, bij de Nieuwmarkt liep een prikkeldraadversperring als grens met de Joodse wijk. Joodse mensen konden er niet uit. Duitse soldaten mochten niet in de buurt van het café komen, omdat het in de hoerenbuurt was en het gevaar bestond, dat ze zich alleen nog maar met die dames bezig zouden houden. Maar de hoge officieren kwamen wel en dronken weleens een drankje bij Bet.”

Hoe deed Bet tegen de Duitsers?

“Bet van Beeren had een heel speciaal karakter. Ze pikte niet wat de Duitsers deden, ze verstopte wapens en had mensen in huis, maar deed net alsof er niets aan de hand was. De Duitsers vonden haar wel leuk en hielpen haar om aan goederen te komen, zoals bijvoorbeeld Jenever. Als de Duitsers een razzia hielden op de Zeedijk, kwam er vaak iemand langs rennen om te waarschuwen. Tante Bet heeft toen een keer de stoppen eruit gedraaid en tegen de Duitsers gezegd ‘Alles kaput’. De mannen konden niets zoeken in het donker, dus zijn ze maar weer doorgelopen. Een andere keer wilde een officier boven controleren. Ze liep met de man naar boven en halverwege de trap riep ze ‘Heil Hitler’, en fluisterde tegen de man: ‘Dat mogen ze beneden niet weten’. Zo dacht die Duitser dat ze aan zijn kant stond, ook hij is toen doorgelopen. Zo is er nooit iemand achter gekomen dat er in t Mandje Joden ondergedoken zaten. De persoonlijkheid van Tante Bet schrok de Duitsers waarschijnlijk af, ze hebben haar zelfs nooit opgepakt vanwege haar homoseksualiteit.”

Wist de familie van Bet wat ze deed voor de onderduikers?
“Ik geloof het niet. Tante Bet wilde mensen natuurlijk beschermen. Bet was de oudste uit een gezin van 14 broers en zussen, ze ging hen niet vertellen dat ze mensen verstopte. Ze nam dat risico niet, het had gekund dat een van die broers en zussen niet deugde en het door zou vertellen. Ze moest de onderduikers, haarzelf en haar familie beschermen. De familie kwam er na de oorlog pas achter wat tante Bet allemaal had gedaan.”

Erfgoeddrager: Daniel

‘Er kwam een hele groep Duitsers om de bus staan die riepen ‘Hunger! Hunger!’’

Tijdens de Hongerwinter heeft de familie Prins, net als de meeste mensen, veel last van de schaarste. Frans’ moeder besluit daarom met het gezin naar familie in Mijdrecht te gaan. Te voet, ploeterend door de sneeuw, gaat moeder met drie kinderen op pad. Na twee dagen lopen, komen ze in Woerden aan. Daar horen ze over het bombardement op het Bezuidenhout. Ze horen dat de voorgevel van hun huis in Den Haag er nog staat, maar dat daarachter alles is weggebombardeerd. Als de familie thuis was gebleven hadden ze het hoogstwaarschijnlijk niet overleefd.

Wanneer merkte u dat het oorlog was?
Dat wisten we al snel. De Duitsers kwamen met vliegtuigen en parachutisten om Den Haag te bezetten en de regering over te nemen. Er werd veel geschoten, vooral in de lucht. Ik heb een brandend vliegtuig op ongeveer 100 meter afstand naar beneden zien komen in een weiland.
Wij woonden in een portiekwoning. Na een paar dagen kwam de zoon van onze buren thuis. Hij had gevochten op de Grebbenberg in Rhenen en werd thuisgebracht met een ambulance, want hij was beide benen kwijtgeraakt. Ik herinner me nog dat de buurman zijn zoon soms de trap op of af moest sjouwen.

Kon u de hele oorlog met uw familie bij elkaar blijven?
Nee, in de oorlog was ik samen met mijn moeder, jongere zusje en broer die 4 jaar ouder was. Mijn vader was ondergedoken. Hij zat in een huis aan het Westeinde. Ik had ook twee broers die 11 en 12 jaar ouder waren dan ik. Ik heb ze de hele oorlog niet gezien. Na de oorlog bleek dat één broer via verschillende landen in Zweden terecht was gekomen. Dat land was neutraal en veilig. Mijn andere broer zat tot over z’n oren in het verzet. Hij werkte bij een arbeidsbureau, waar mensen zich moesten melden als ze voor de Duitsers moesten werken. Hij hielp mensen met onderduiken. Ook zorgde hij voor valse persoonsbewijzen. De dag dat hij werd opgepakt, had hij er een paar op zak. Hij is in kamp Vught terecht gekomen. In totaal waren ze met tien man, maar hij heeft het als enige overleefd. De anderen zijn geëxecuteerd. Na zijn vrijlating is hij doorgegaan met het verzetswerk, maar hij werd opnieuw opgepakt. De Duitsers stuurden hem door naar concentratiekamp Bergen-Belsen. Ook dat heeft hij overleefd.

Wat gebeurde er met u na de oorlog?
Toen ben ik met het Rode Kruis naar Denemarken gegaan. Ik was een scharminkel in vodden. Met bussen reden we door het verwoeste Duitsland naar Denemarken. In die bus kregen we te eten. Bij een stop in Bremen of Hamburg, kwam er een hele groep mensen om de bus staan die riepen ‘Hunger! Hunger!’ Wij hielden toen de broodjes voor het raam, zo’n haat hadden we tegen de Duitsers. In Denemarken aangekomen, kregen we pap en stonden er schalen met boter. En we kregen ook nog een sinaasappel. Ik had nog nooit sinaasappels of bananen gegeten. Ik wist wel hoe ze eruit zagen, want onze onderbuurvrouw had een fruitschaal met kunstfruit. Het was zo bijzonder om te proeven! Daarna ging ik naar een tijdelijke ‘vader’ en ‘moeder’. Die vrouw nam me mee naar een kledingzaak. Ik kreeg alles nieuw. En als ik nu nieuwe kleren koop en aan de kleding ruik, associeer ik dat nog steeds met Denemarken.

Erfgoeddrager: Daniel

‘“Als jij het lef hebt om binnen te komen dan gooi ik deze bloempotten naar beneden!”’


Mevrouw de Hoo vertelt over haar zussen en haar vader. Ze is een bang, jong meisje in de oorlog. Ze is ook angstig geworden door het bombardement op Den Haag.

Hoe heeft u het bombardement ervaren?
Tijdens het bombardement was ik thuis. Maar mijn jongste zusje was naar de slager. Bij die slager kon je botten halen die waren uitgebeend en daar konden wij soep van trekken. Terwijl mijn zusje in de winkel was vielen de bommen, ze heeft zich uiteindelijk kunnen redden door zich onder de toonbank schuil te houden. Na het bombardement kwam mijn zusje gauw naar huis, maar ze kon niet zomaar over de stoep. Ze moest over lijken lopen om uiteindelijk thuis te komen. Wij hebben haar met open armen ontvangen toen ze door de deur van ons huis naar binnen liep.

Hoe heeft u de bevrijding ervaren?
Iedereen was natuurlijk ontzettend blij en overal werd feest gevierd. Ik voelde pas echt dat we bevrijd waren toen ik samen met mijn zusjes in de Laan van Nieuw Oost-Indië liep. Wij liepen op de stoep met onze rood wit blauwe vlaggetjes en opeens zagen wij de tanks met Canadese vlaggen onze kant op rijden. Zij stopten vlak voor onze neus en gaven ons alle drie een reep chocola en een boterham met sardientjes. Na een periode van honger lijden was dit het beste cadeau wat wij konden krijgen. Het voelde alsof ik een klomp goud in mijn handen had, wat een feest!

U bent verhuisd, heeft u toen veel spullen mee kunnen nemen?
Toen wij uit ons huis werden gezet waren mijn jongste zusje en ik nog geen 16. Dit betekende in die tijd dat je nog geen ausweis nodig had. Een ausweis is een soort paspoort om de grens over te komen. Mijn zusje ging met een geleende kinderwagen van mijn tante terug naar ons oude huis om wat spullen mee te nemen. Dit deden wij vaker, maar wij namen elke keer een andere weg. De weg naar ons oude huis was namelijk een flink stuk lopen, maar wij wilden niet betrapt worden. Er was ingebroken, dus we waren al veel spullen kwijt. Toen wij een keer in het huis waren zagen wij 2 jongens staan. Ik als 12 jarig meisje schreeuwde: “Als jij het lef hebt om binnen te komen dan gooi ik deze bloempotten naar beneden!” Er stonden namelijk nog een aantal oude bloempotten in de vensterbank, de jongens gingen uiteindelijk weg. Ik weet niet of ik echt de bloempotten had gegooid als de jongens niet weg waren gegaan, maar op dat moment klonk het als het beste idee.

Erfgoeddrager: Daniel

‘Ik weet nog dat ik na de oorlog mijn eerste banaan at’

Els Gubbels is geboren in de oorlog tegenover het Anne Frankhuis en heeft in de hongerwinter in de Witte de Withstraat gewoond. Tom Gubbels was 1,5 jaar toen de oorlog uitbrak en woonde aan de rand van de stad. Maria, Daniel en Egon van de Meidoorn spreken hen op een koude vrijdagmorgen in februari. Geboeid luisteren ze naar de verhalen.

Wat kunt u, Els, zich nog herinneren van de oorlog?
Ik ben in de oorlog geboren, dus ik heb zelf weinig herinneringen. Ik hoorde later dat mijn vader onze radio had verstopt in een luik. Alle radio’s waren streng verboden. Hij had in de kast in de kamer de vloer open gemaakt en daar een gat in gezaagd en af en toe luisterden ze stiekem naar radio oranje. Maar boven mijn ouders woonden NSB’ers en als ze de radio hoorden dan klopten ze op de deur: “Een beetje zachter, we horen de radio!” Dus ze waren op de hand van de Duitsers maar ze hebben mijn vader niet verraden.

Heeft uw familie de oorlog overleefd?
Tom: Mijn vader is in de oorlog in 1943 in het ziekenhuis overleden aan TBC, een longziekte. Mijn moeder bleef alleen achter met mij en mijn twee zusjes en had bijna geen geld. We kregen kleren van het armenfonds.
Els: Ik woonde met mijn ouders en zusje op de Prinsengracht recht tegenover het Anne Frankhuis. Dat verhaal hoorden we natuurlijk pas na de oorlog. Alle jongemannen moesten als soldaat vechten en mijn oom werd ook opgeroepen naar Duitsland gegaan, die heeft de hele oorlog daar gewerkt op een kantoor in Berlijn. Hij is pas twee jaar na de oorlog terug gekomen vanuit Duitsland, 27 jaar en helemaal kaal,  waarschijnlijk van alle ellende. Hij heeft er na de oorlog nooit meer over gesproken.

Hoe was het in de Hongerwinter?
Tom: We hadden heel weinig eten. Ik weet nog dat ik in de rij moest staan voor soep en dan mocht ik de pan uitlikken. Het was ook heel koud, dus we gingen met mijn moeder en zusjes bij mijn opa en oma wonen en daar hebben we de winter doorgebracht. Tegenover dat huis was een tehuis voor oude mannen. Ik heb gezien dat er elke dag doodskisten naar buiten werden gedragen, overleden door honger en kou. Wij hadden een beetje geluk dat mijn opa bij de kolencentrale werkte. Hij stopte stiekem tijdens het werk kooltjes die op de grond vielen in zijn lege broodtrommel. Buiten bij de poort stonden Duitse soldaten op wacht en ze controleerden om de tien mannen en dan deden ze de trommels open. Mijn opa is gelukkig nooit gepakt.
Els: Wij gingen in de Hongerwinter ook bij mijn opa en oma wonen, in de Witte de Withstraat. Mijn opa hielp bij het abattoir en dan nam hij bloed mee van de slacht en daar maakte mijn oma bloedworst van, dat vonden we heerlijk.

Fotografie: Saskia Gubbels

Wat herinnert u zich van de eerste tijd na de oorlog?
Els: Ik weet nog dat ik mijn eerste banaan kreeg na de oorlog. Dat vonden we heel apart. Tom: Ik herinner me het eerste wittebrood. Ik woonde bij het Surinameplein, dat was de rand van de stad toen. Er waren alleen maar weilanden en slootjes. Daar gooiden ze na de oorlog brood in blikken naar beneden. Dat was zo verrukkelijk! Jongetjes die wat ouder waren die gingen dan op blikkenjacht om ze aan elkaar te binden en zo vlotten te bouwen. Daar was ik heel jaloers op!

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892