‘Wij wilden gewoon in Surabaya blijven’


Dyani, Abygail, Ben vertellen het verhaal van Jane Veltman
Amsterdam-Noord

Toen Dyani, Abygail en Ben op de fiets naar verpleeghuis het Schouw in Amsterdam-Noord vertrokken voor een interview met Jane Veltman, vonden ze het toch wel een beetje spannend. Ze waren benieuwd hoe het was om een vrouw met zo veel levenservaring te moeten interviewen. Op het Schouw werden ze met open armen ontvangen door mevrouw Veltman. Zij was erg geïnteresseerd in de leerlingen van het Damstede Lyceum in Amsterdam-Noord en vroeg direct hoe het met ze ging. Vooral het vak wiskunde interesseerde haar; zij was vroeger wiskundedocent geweest. Het gesprek verliep soepel en gezellig, met de nodige grapjes tussendoor. Jane Veltman is geboren in Indonesië en verhuisde in 1950 naar Nederland.

U heeft toch de bezetting meegemaakt van de Japanners. Op welke manier heeft dat uw jeugd beïnvloed ?
‘Ik was zo klein toen de Japanners ons aanvielen. Maar hoe klein ik ook was, een oorlog gaat nooit echt langs je heen – hoe goed mijn ouders ook hun best deden mij en mijn zus er tegen te beschermen. Het was simpelweg onmogelijk om het niet te merken. In de straten werd gevochten, er was een korte periode van heftige gevechten en harde schoten van geweren in de buurt. Mijn vader was boos omdat de haven Pearl Harbor in de fik stond. Mijn zus en ik vonden het maar saai, we mochten niet naar buiten en zelfs niet naar school. Heel soms mochten we even in de tuin spelen, maar dan was er plots een heel hard geluid. Dat geluid betekende verstoppertje-tijd: je moest dan zo hard als je kon naar de schuilkelder in de tuin rennen. Je mocht er pas uit, als er een ander melodietje ging spelen. Dat vonden mijn zus en ik altijd erg spannend, ik krijg nog de kriebels in mijn buik als ik eraan terug denk.’

Heeft u tijdens de bezetting ook nog wel leuke dingen meegemaakt?
‘Wat wel erg leuk was van mijn moeder, is dat zij een hut onder de hele hoge tafel had gebouwd. Daar lag een matras onder, waar we op mochten zitten. Om ons heen en door de hele woonkamer had zij muurtjes van boeken gebouwd. Daar zaten wij de hele dag. We kregen dan een grote trommel vol met koekjes, die waren heerlijk. Het is maar goed dat ik toen niet wist dat het was om ons te beschermen tegen de rondvliegende kogels.’

Wat hield de Bersiap precies in?
‘De Bersiap was natuurlijk de onafhankelijkheidsoorlog van Indonesië, maar voor mij voelde het gewoon als één lange oorlog. Het was zelfs rustiger toen de Japanners ons bezet hadden. Toen mochten mijn zus en ik nog wel eens in de tuin spelen, want zij kwamen met vliegtuigen en daar waarschuwde het muziekje voor. Maar nu was het echt mis, er werd gevochten en geschoten in de straat. De knallen waren zo hard. Papa en mama werden steeds bozer op de Indonesiërs.’

Maar jouw vader keek wel een beetje neer op die op de oorspronkelijke Indonesiërs?
‘Papa vertelde zelfs een keer dat er een man liep met een karbouw, dat is een grote waterbuffel, zo’n trekos en daar is hij tegen op gebotst. En toen ik hem vroeg wat er toen gebeurde, vertelde hij dat hij die vent een paar flinke klappen had verkocht. Het was ten slotte zijn schuld en niet die van hem! De Indonesiërs wilden ons kwaad doen omdat wij Nederlanders wilden blijven, mijn zus en ik snapte niet waarom. Zij hadden steeds over teruggaan naar Nederland. Dat wilden mijn zus en ik eigenlijk helemaal niet. Wij wilden gewoon in Surabaya blijven, in ons grote huis met ons eigen personeel. Ik zou de baboe, de wasvrouw, de tuinman en de meid enorm gaan missen als we weg zouden gaan. Maar vader en moeder beslisten dat het te gevaarlijk werd. En tegenspreken deed je niet als goed opgevoed kind. Dus daar gingen we, met zijn allen op de boot naar Nederland.

‘Eenmaal aangekomen in Nederland, na een lange bootreis, werden we met een bus naar een pension gebracht. Het was koud tijdens de busrit, hoewel ik niet weet of dat de slaap of de temperatuur was. Na 15 jaar alleen maar Indisch te hebben gegeten, kregen wij opeens Hollandse pot in het pension. Dat was op zijn zachts gezegd wel even wennen. Het beviel niet echt. Het was voor het eerst dat er aardappels en spruitjes bestonden. En alles was zacht gekookt, helemaal tot moes, dat was echt niet lekker en lof was toen heel bitter. We aten het niet. Wat mijn moeder wel deed, op Oud en Nieuw, was Huzarensalade maken dat was feest-eten. Maar verder aten we gewoon rijst. Hollandse mensen aten aardappelen, die waren ook duurder. Toen wij een beetje gewend waren, moesten mijn zus en ik weer naar school.’

 Hoe vond u eigenlijk de school in Nederland? ‘Gewoon’, zeg maar, of was het erg anders?
‘Mijn vader had zijn zus gebeld, zij woonde in Den Haag en haar kinderen gingen naar een christelijke school. Omdat mijn vader de scholen in Nederland niet kende, stuurde hij mij en mijn zus ook naar een christelijke school. Ik weet nog dat ik zo enorm opgelucht was dat deze school precies hetzelfde bleek te zijn als mijn oude school in Surabaya. We hadden natuurlijk gewoon hetzelfde onderwijs. Het waren eigenlijk dezelfde boeken, dezelfde leerstof en zelfs de examens waren echt precies hetzelfde.

‘Het enige grote verschil op school was, dat er tot mijn stomme verbazing in Indonesië niet echt verschil was tussen katholieken en protestants-christelijken en in Nederland wel. Dat vond ik zo raar. Je had hier aparte clubs. Je had een katholieke voetbalclub, een protestantse en een openbare. En je had de katholieke school, de protestantse en openbare school in Nederland. Ondanks dat gekke feitje, had ik het reuze naar mijn zin op school. Maar in het pension hoorde ik van andere kinderen hele andere verhalen. Vooral op de openbare scholen bleken veel kinderen nare situaties mee te maken. Van hen hoorde ik wel dat ze daar op school toch een beetje vooroordelen hadden. En er zijn vanuit het pension ook mensen naar hele kleine dorpen gegaan. De mensen in de kleine dorpjes hadden nog nooit donkere mensen gezien. Dus die voelden aan je huid of je niet afgaf, ook voelden zij aan hun krulletjes om te zien of zij geen pruik droegen. Gelukkig hebben mijn zus en ik dat niet meegemaakt, dat lijkt mij een rare, gênante situatie. Ik heb na twee jaar studeren mijn eindexamen gehaald en ik ben wiskunde gaan studeren.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892