‘Wij waren Hollandser opgevoed dan de dorpelingen’


Dayo, Boaz, Daan en Emil vertellen het verhaal van Herbert Boerboom
Jakarta, IndonesiëAmsterdam-Zuid

Herbert Boerboom werd in 1941 in Batavia geboren. Het hele gezin overleefde de oorlog. Herbert kwam door de erop volgende onafhankelijkheidsstrijd op zijn negende naar Nederland. Daar zag hij iets waar hij van schrok: witte mensen die koffers droegen. Dayo, Boaz, Daan en Emil van het Montessori Lyceum in Amsterdam-Zuid interviewden Herbert over zijn jeugd daar en hier.

In wat voor gezin groeide u op?
‘Mijn vader en moeder zijn allebei in Jakarta, dat toen Batavia heette, geboren. Mijn vader was inspecteur bij de douane, een ambtenaar dus, in dienst van Nederland. Mijn moeder deed sociaal werk. Ik ben Nederlands opgevoed en zat op christelijke scholen. Het onderwijs was helemaal Nederlands; ik leerde van alles over Nederland, zelfs Nederlandse liedjes. We mochten geen Indonesisch of Maleis spreken, maar toch ving ik wel Maleise woorden op. Weet je wat cengeng betekent? Dan ben je een huilebalk!
Er was een hiërarchie in de maatschappij. De Hollanders stonden bovenaan en hadden de beste banen. Daarna kwamen de Indo’s en daarna de Indonesiërs. We merkten het verschil in behandeling. Er was ook echt sprake van discriminatie en van pesten. Misschien is dat nog steeds zo. Als je trouwens wilt weten hoe wij daar leefden, dan moet je maar eens naar het Tropenmuseum gaan. Daar kun je dat zien.’

Hoe hebben zij en u de oorlog ervaren?
‘Mijn moeder was een Indo; daarom hoefde zij tijdens de oorlog niet naar een kamp. Maar ze had niets om van te leven. Dat was niet makkelijk. Ze mocht met haar vier kinderen – ik heb twee oudere zusjes en een broer – in een huisje van haar zwager wonen. Ze verkocht spulletjes om in leven te blijven. Mijn vader moest aan de Birmaspoorlijn werken. Dat was een soort strafkamp en heel zwaar. Ik heb dit allemaal pas later gehoord, want toen was ik zelf nog een baby.
Na de oorlog kreeg mijn moeder te horen dat mijn vader gelukkig nog leefde. We zagen elkaar weer op Bali en hebben nog een tijd als gezin in Jakarta gewoond. Maar alles was anders geworden. De Indonesiërs wilden onafhankelijkheid en de Nederlanders werden weggepest; daar wilden ze niets meer mee te maken hebben. De kampen waar zij toen woonden, moesten beschermd worden door de Japanners, die eerst zelf de vijand waren. Wij zijn toen naar Nederland gegaan. Mijn vader wilde weer teruggaan, maar een collega gaf hem het advies om hier te blijven. Dat was beter, voor ons allemaal.’

Hoe was het in Nederland bij aankomst?
‘Toen we van boord waren en op de kade stonden, kreeg ik echt een schok. Ik zag witte mensen met koffers tillen! In Indonesië was dat werk voor de Indonesiërs. Daar moesten we dus wel even aan wennen. We werden in een kamp opgevangen en na twee maanden gingen we in het dorp Goirle wonen. Daar begrepen ze helemaal niets van ‘die bruintjes’. Wij spraken Nederlands, zij spraken een dialect. We verstonden elkaar niet. Wij waren eigenlijk Hollandser opgevoed dan de dorpelingen. We speelden buiten wel met de andere kinderen, maar kwamen niet bij elkaar over de vloer. We werden gepest met ons uiterlijk: scheve ogen en een bruine kleur. Voor mijn oudere broer en mijn zusjes was het veel zwaarder. Zij waren langer de tropen gewend geweest en hadden heel bewust de oorlog meegemaakt. Hun verhalen helpen mij te begrijpen hoe het toen was.’

Hoe was het bij jullie thuis toen?
‘Mijn vader was heel streng en ouderwets. Voor een goede toekomst moesten we hard leren. Als ik iets fout deed, kreeg ik klappen. Hij zei tegen mijn broer: “Als je niet slaagt voor je school ga je de fabriek in!” En dat was een straf. Hij slaagde dan ook. En mijn zusje had een vriendje dat volgens mijn vader niet goed genoeg was. Hij zei tegen die jongen: “Ga eerst leren en kom dan nog maar eens terug. Nou, dat heeft hij gedaan!! Hij is zelfs binnenhuisarchitect geworden. Toen mocht hij wel het vriendje van mijn zusje zijn. Van mijn vader leerden we: maak je studie af, zodat je van niemand afhankelijk hoeft te zijn. Ik heb leren doorzetten. Niet alles is vanzelfsprekend in het leven. Als het eens wat tegenzit, ga dan niet bij de pakken neerzitten. Geen zelfmedelijden hebben, maar doorgaan. Weet wat je bent, heb lak aan wat de omgeving vindt. En wees blij met wat er is!’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892