‘Wij leerden dat niets van ons enige betekenis of waarde had’


Franceska, Ella en Feelin vertellen het verhaal van Helen Wijngaarde
CuracaoAmsterdam-Zuid

‘Wat een schattig, groen straatje!’ roepen Franceska, Ella en Feelin van het St. Ignatiusgymnasium als ze de straat van Helen Wijngaarde in Oud-Zuid inrijden. Helen staat al voor het raam te zwaaien. Binnen staan schaaltjes casavechips. ‘Dat kocht ik vroeger in Suriname, voor tweeënhalve cent. Krauw krauw noemden we het, naar het geluid dat je hoort als je erop kauwt. Met nog wat komkommer erbij was je voor vijf cent de hele middag zoet.’

U woonde eerst op Curaçao, daarna in Suriname. Merkte u veel verschil?
‘Wat me opviel was dat de Hendrikschool, waar ik naartoe ging in Suriname, openbaar was en gemengd. Dat was op Curaçao anders. Daar zaten de jongens en meisjes nog strikt gescheiden van elkaar. Op Curaçao praatten we Papiaments, in Suriname sprak iedereen Nederlands. Het was echt nog de koloniale tijd. Alleen de lagere sociale klasse sprak Sranantongo, de Surinaamse taal. Op school leerden we over Holland; over de geschiedenis, de topografie, de Nederlandse liedjes…
Uit de koelkast haalden we soms van dat geschaafde ijs en smeerden dat op onze wangen tot ze rood werden. “Wij zijn Hollanders,” riepen we dan. Nederlanders hadden volgens ons rode wangen en geel haar. Koninginnedag vierden we ook heel uitgebreid. Het koninklijk huis leefde echt. We zeggen nog wel eens: “Het was konferyari, Koninginnedag”. Dat betekent dat het er zwart van de mensen zag.’

Tijdens het gesprek komt Cynthia Mc Leod-Ferrier op bezoek. Zij is een goede vriendin van vroeger en uit Suriname overgekomen. Ze heeft veel onderzoek gedaan naar en geschreven over het slavernijverleden. Haar beroemdste werk is ‘Hoe duur was de suiker?’ Cynthia’s vader was Johan Ferrier, de eerste president van de onafhankelijke republiek Suriname in 1975.

Had uw huidskleur invloed op hoe u werd behandeld?
‘Op Curaçao wel, maar in Suriname niet. De hele middenlaag van Suriname was gekleurd, van licht tot vrij donker of geel. Alles liep door elkaar en dat was normaal.’
Cynthia McLeod-Ferrier vult aan:
‘Er was één groep die zich afschermde van de rest: de boerenkinderen van de Nederlandse boerenfamilies, de Boeroes. Ze zaten bij ons op school maar gingen daar in een aparte, houten bus naartoe. Ze waren lid van de Vereniging Afstammelingen Kolonialisten. Elke zondag gingen ze samen dansen. Trouwen deden ze alleen onderling. Ik herinner me een meisje dat op haar werk bij het postkantoor verliefd werd op een Creoolse man. Dat mocht niet, want wit mocht niet met zwart. Maar het was echte liefde. Op een dag stond hij voor haar deur; ze is op blote voeten het huis uitgerend, ingestapt en nooit meer teruggegaan. Ze trouwden en kregen kinderen. “Als je ooit een witte man bij de school ziet, niet met hem praten, dat kan mijn vader zijn,” zei ze tegen haar kinderen. Op een dag stond haar vader inderdaad aan het hek. Ze schrok, maar hij zei: “Kom, ik ga je niets doen.” Ze ging naar ‘m toe, hij omhelsde haar en zei: ”Vergeef me! Vergeef me! We dachten dat we blank moesten blijven.” Dat was een happy end.’

Welke invloed had het koloniale systeem op uw leven?
‘De mensen die vanuit Nederland naar Suriname kwamen waren idealisten. Ze waren heel  aardig en ze bedoelden het goed. Ze wilden beschaving brengen. Een docent zei tegen mij: “Zodra je in Holland bent, neem een abonnement op de opera. Jullie komen hier zoveel tekort, je hebt geen druppeltje cultuur gehad.” Wij leerden als kind dat niets van ons enige betekenis, enige waarde had. Surinaamse liedjes mochten we niet spelen, je mocht niet Surinaams praten, alles was zo Hollands mogelijk. Het toppunt was voet op die loopplank van de boot naar Nederland zetten. Dan was je eindelijk Hollander. Surinaams eten is het enige dat ze niet van ons hebben afgenomen. Pas toen we naar Nederland gingen om te studeren, konden we onze Surinaamse identiteit ontwikkelen. De eerste cultuurshock die ik kreeg was dat wij alles van Nederland wisten, maar de Nederlanders helemaal niets over Suriname. Ik heb hier in Nederland pas Surinaams leren praten. Vanuit Suriname werd dan gezegd: “Wat is er met die kinderen gebeurd? Ze zijn vernegerd!” Heel veel Surinaamse studenten van toen zijn in de jaren zestig teruggegaan naar Suriname. Ze hebben de Surinaamse identiteit de leerlingen daar bijgebracht. Zij hadden gestudeerd èn spraken Surinaams. Dat kon dus niet zo slecht zijn.’

            

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892