‘Wij keken uit op de landerijen van Dirk van den Broek’


Orteliusstraat 215De Baarsjes

Mien Hak woonde tot eind 2015 in haar geboortehuis aan de Orteliusstraat 215. Zo jong als ze was, heeft ze veel herinneringen aan de periode 1940-1945. Onder het genot van een blikje Sisi en chocolade paaseitjes vertelt ze onder andere over die keer dat ze een man doodgeschoten zag worden op straat en over het gestamp van de marcherende laarzen van de NSB’ers. Een geluid dat zij nooit zal vergeten.

Hoe zag de buurt er toentertijd uit?

“Ik woon nu aan de Orteliuskade, dit deel van het gebouw stond er toen nog niet. De Orteliusstraat was het randje van de stad en we keken uit op landerijen waar Dirk van de Broek zijn boerderij had. Verderop waren tuinders. Via bruggetjes kon je die bereiken en er wat andijvie of sla kopen. Er lag veel zand en daar konden we soms de hele dag op spelen. Kregen we een fles water en een boterham mee van m’n moeder. Soms speelden we stiekem op het weiland van Dirk van de Broek. Maakten we ‘dempies’, planken die we over de sloot konden leggen, om de overkant te bereiken. Gingen we bloemen plukken. De oorlog was verschrikkelijk, maar voor mij als kind waren er ook leuke momenten en nu goede herinneringen.”

Hoe heeft u de oorlog als kind beleefd?

“Ik was drie toen de oorlog uitbrak, daar weet ik niets meer van. Maar vanaf een jaar of vijf heb ik herinneringen. Gewone dingen, zoals het buitenspelen, maar ook enge dingen als het luchtalarm dat zo maar opeens afging. Dan kwamen de NSB’ers met hun grote laarzen marcheren door de straat; we hadden er ook eentje in de straat wonen trouwens. ‘Aus, aus, aus,’ riepen ze. En dan ging je snel naar binnen. Ook herinner ik me dat je je ramen moest afplakken. Als de soldaten ook maar één streepje licht van binnenaf zagen komen, schreeuwden ze heel hard of schoten ze kogels af in de lucht.

Hoe was de Hongerwinter voor u?

“In de Hongerwinter aten mijn ouders geroosterde tulpenbollen, maar voor mij hadden ze wat anders, dat vast wat beter smaakte. Op school kregen we extra te eten, een bordje soep of pap. Alles was op de bon en ik herinner me de lange rijen, het uren wachten. Ook was er een tekort aan hout voor de kachel. Mensen stalen houten blokjes uit de tramrails of kapten bomen om in het Jan van Galenpark, zoals het Erasmuspark toen heette. Gelukkig kon mijn vader van zijn werk op de Westergasfabriek  eens in de zoveel tijd kolen meenemen. Mijn vader heeft wel geleden tijdens de oorlog. Hij had hongeroedeem;  opgezwollen voeten door vitaminetekort. Wat waren we blij toen ze na de oorlog vanuit vliegtuigen  koekbiscuitjes en wit brood op het land achter ons huis gooiden. Dat werd eerlijk verdeeld; er was controle aanwezig.”

Heeft u zelf nare dingen meegemaakt in de oorlog?

“Ik heb geen familieleden verloren en niet veel nare dingen meegemaakt. Wel werd onze hoofdonderwijzer, meneer Kannegieter, van de Van Wassenaarschool in de Chasséstraat onder schooltijd weggehaald. En ik zag een keer samen met mijn moeder hoe op klaarlichte dag in onze straat een man door de Duitsers tegen een muur werd gezet en gefusilleerd werd. In koelen bloede, dat vergeet je nooit meer.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892