‘Wel moest ik een burka aan als ik naar buiten wilde’


Assia, Gini, Jahvencio, Douae vertellen het verhaal van Janki Devi
Amsterdam-Noord

 

Assia, Gini, Jahvencio en Douae van het Montessori Kindcentrum Oostzanerwerf in Amsterdam-Noord  interviewen Janki Devi. Mevrouw Devi is Hindoestaans en geboren in Afghanistan. Ze is nu 65 jaar en inmiddels woont ze langer in Nederland dan in Afghanistan. Ze wil helemaal niet meer terug,want ze kent daar nu niemand meer. Bovendien is het daar ook niet veilig voor haar. Net als Douae, Assia en Gini komt ook Janki uit een groot gezin. Ondanks de minder leuke dingen die mevrouw Devi vertelt, is het een gezellige ontmoeting.

 Hoe was het om op te groeien in Afghanistan?
‘Toen ik nog heel jong was, was het wel leuk. We waren thuis met zes kinderen. Ik heb drie broers en twee zussen. Mijn vader had een stoffenwinkel. Er was niet zoveel speelgoed, maar ik speelde met stoffen poppetjes. Toen ik ouder was, 13 of 14 jaar werd het steeds moeilijker. In mijn dorp Gardez mocht ik niet alleen naar buiten, jongens mochten dat wel. Ik mocht samen met mijn broer naar buiten, maar moest wel een burka aan, Een burka is een kledingstuk dat het hele lichaam bedekt, ook de ogen zie je niet. Daar zit gaas zodat jij er wel doorheen kan kijken, maar niemand kan jouw ogen zien. Het was ook gevaarlijk voor meisjes op straat. Er was natuurlijk nog geen mobiele telefoon toen. Op een gegeven moment werd er een meisje uit ons dorp meegenomen, ontvoerd. Niemand wist waar ze was of wat er met haar is gebeurd. Toen hebben mijn ouders besloten om het dorp te verlaten en naar Kabul te verhuizen. Daar woonden kennissen.’

 Ging u ook naar school?
‘Mijn oudste zus en ik zijn niet naar school geweest. Het was in die tijd voor meisjes niet verplicht om naar school te gaan, voor jongens wel. Maar mijn vader vond het niet nodig, want wij moesten het huishouden doen. Ik hield ervan om te helpen met koken. Dat deden we niet op een gasfornuis, maar nog op een vuur.’

Waarom werden jullie gepest?
‘Afghanistan is een Islamitisch land, maar wij waren Hindoestaans. In het Hindoeïsme is de koe een heilig dier. Wij bidden voor haar en hebben respect voor de koe; we zien haar als moederfiguur, want we drinken haar melk. Daar werd ik mee gepest. Kinderen zeiden dan: ‘jullie koe is dood.’ Ze gooiden ook stenen tegen de koe aan.’

Hoe kwam u in Nederland terecht en hoe vond u het hier?
‘Er was een oorlog in Afghanistan, ik was inmiddels getrouwd met mijn man en had twee kinderen. In 1986 zijn wij gevlucht, voor de oorlog dus. We wilden eigenlijk helemaal niet naar Nederland gaan, maar naar Canada. Maar we kwamen via Pakistan in Amsterdam terecht. Het was niet makkelijk, want we spraken geen Nederlands. We kwamen terecht in de Kinkerstraat in Amsterdam-West. Daar was een opvangcentrum, waar we met meerdere vluchtelingengezinnen bij elkaar woonden. We hadden daar met z’n vieren één kleine kamer en de keuken deelden we met de andere gezinnen. We konden daar zelf koken wat we wilden. Daar hebben we drie maanden gewoond. Daarna kregen we een flat in de Bijlmer. Ik wilde eerst de Nederlandse taal leren, dat was heel moeilijk. Ik mocht niet naar school, maar kwam te werken in een Turkse kledingzaak. Iedereen sprak met elkaar door met handen te gebaren en dingen aan te wijzen. Toen dat werk stopte, ben ik naar school gegaan om Nederlands te leren. Dat vond ik leuk. Ik wilde iets leren; ik wilde een goede toekomst. Ik heb vier jaar op school gezeten. Die school heette Taal op maat. Toen ik mijn certificaat had ben ik in een kinderdagverblijf gaan werken. Dat heb ik zelf gekozen. Ik heb jaar daar veertien jaar gewerkt en daar ben ik heel trots op.’

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892