‘We zagen een vliegtuig overvliegen met vuurslierten eruit’


Enes, Hiranur vertellen het verhaal van Jan van der Linden
Nigellestraat 126Amsterdam-Noord

Vanuit een gezellig, een beetje rommelig lokaal op de Dalton IKC Zeven Zeeën in Amsterdam-Noord, zittend achter de computer, interviewen Enes en Hiranur Jan van der Linden. Hij was bijna vier toen de oorlog begon. Ze hebben hun vragen netjes opgeschreven, ze zijn er klaar voor. Toch knikken ze instemmend als meneer Van der Linden vraagt of ze het spannend vinden. Hij bekent dat hij het ook wel spannend vindt. Het ijs is gebroken.

Hoe was de Hongerwinter?
‘Dat was geen beste tijd. Aan het begin van de Hongerwinter was het nog niet zo erg. We hadden nog allemaal een voedselrantsoen en kolen werden er volgens mij ook nog wel verstrekt, maar tegen de winter werd het hoe langer hoe moeilijker. En op een gegeven moment gingen mensen voedsel halen, in Noord-Holland en zelfs in Friesland. Mijn vader heeft tot twee keer toe een voedseltocht gedaan. Hij kwam helemaal bij de Afsluitdijk terecht om voedsel te halen. Na de tweede keer belde hij bij terugkomst aan en moest ik van mijn moeder de deur opendoen. En wat er toen precies is gebeurd weet ik niet meer, maar mijn moeder stormde naar beneden en duwde mij de keuken in, de deur werd op slot gedaan en mijn vader ging naar boven, naar de kamer. Hoe hij er toen uitzag weet ik niet, maar ik heb later gehoord wat er toen aan de hand was.’

Enes leest een stukje tekst voor dat we van meneer Van der Linden hebben gekregen:

In de vroege morgen van 11 april 1945, reed er een
open vrachtauto van Amsterdam, via Alkmaar naar
de plaats van de aanslag. Tien mannen zaten vastgebonden
op de open laadbak. Enkele voorbijgangers
werden aangehouden om toe te kijken bij een gruwelijke
gebeurtenis. Vanuit de woning boven het naastgelegen
café De Hoop was ook de 20-jarige mejuffrouw K.
getuige van dit macabere schouwspel. ‘Eigenlijk
gebeurde het allemaal in een paar minuten
tijd, maar het zijn beelden die voor altijd op je netvlies
blijven staan.’ Allen moeten zij toezien, hoe de
tien mannen van de vrachtwagen geschopt, getrapt en
geranseld worden. Hardhandig worden ze opgesteld
in een rij en gefusilleerd. In de doodse stilte die volgt
op het salvo is nog het zachte gekerm te horen van
enkele mannen. Een nekschot maakt een definitief
einde aan hun leven.

 Mijn vader was één van die toeschouwers die werden aangehouden en dat allemaal moesten bekijken. Vandaar dat mijn vader zo overstuur was toen hij thuiskwam. Hij moest langs die soldaten naar huis toe. Op het moment dat hij langs die soldaten reed, sprongen de hulzen van de patronen onder zijn banden vandaan.’

‘In de Hongerwinter was er ook geen brandstof meer. Alles wat brandbaar was, ging de kachel in. In Floradorp heb ik staan kijken naar mensen die hun huis verlieten. Terwijl zij bezig waren hun spullen uit dat huis te halen, klommen er al mensen op het dak om de dakpannen van het dak te gooien. Ze sloopten het huis om bij het hout te komen. Elk huis dat leeg stond werd meteen gesloopt. In Amsterdam was ook geen boom meer te vinden, die zijn allemaal in de kachel verdwenen. Mijn vader werkte bij de Shell in het ketelhuis en aan het begin van de oorlog stond daar ook een grote opslagtank. Die was in brand geraakt en alle olie die er nog in zat, was ingedikt, het zag er een beetje uit als appelstroop. Mijn vader had een kacheltje gemaakt en dat heeft hij mee naar huis genomen. In dat kacheltje hebben we allemaal brokken van die ingedikte olie gestookt. Dat ging af een toe zo verschrikkelijk tekeer dat het kacheltje als een motorboot stond te brullen. Het was helemaal rood aan de zijkant. Het is een wonder dat we nooit schoorsteenbrand hebben gehad.’

Kon u ook buiten spelen in de oorlog?
‘Als er geen luchtalarm was kon je gewoon buitenspelen. Het luchtalarm werd gegeven als er vliegtuigen overvlogen. Als het luchtafweergeschut ging schieten, werden er granaten omhoog geschoten en die granaten sprongen uit elkaar, net als vuurwerk, en die brokken ijzer kwamen naar beneden. Het was dus wel van belang dat je binnen bleef. Voor de rest konden we gewoon buiten zijn. Wat fijn was, was dat er in die tijd geen auto’s waren op straat. Wij hadden dus vrije baan. De straat was van ons.’

‘Nadat de oorlog begonnen was, begonnen de Engelsen en de geallieerden Duitsland te bombarderen. En wat gebeurde er? Er kwamen tientallen, soms honderden vliegtuigen overvliegen en dan hoorde je heel langzaam gerommel, gebrom. Dat werd hoe langer hoe erger, tot ze boven je waren, en dan stierf het weer weg. Dat duurde soms behoorlijk lang. En bij Fokker bij de Distelweg stond ook een luchtafweergeschut met zoeklichten. De zoeklichten waren dan de vliegtuigen aan het opsporen en als ze een vliegtuig te pakken hadden, begonnen ze te schieten. Het was een enorm lawaai. De volgende dag gingen we granaatscherven zoeken. Dat was gewoon een sport geworden. Later in de oorlog werden er ook bombardementsvluchten overdag uitgevoerd, en als er dan geschoten werd en je vond een granaatscherf was hij soms nog warm.’

Wat herinnert u zich van het bombardement op de Fokkerfabriek?
‘Dat was op een zaterdagochtend. Het was nog vroeg. Mijn moeder stond mij op te poetsen, mijn gezicht te wassen. Of er luchtalarm is geweest kan ik me ook niet meer herinneren. Ineens, alsof er een aardbeving was, begon het te schudden. Even later was het net of er op zolder een zak aardappelen leeggegooid werd. Dat bleken dus later de bommen die voor Fokker bedoeld waren. Die kwamen allemaal terecht in de Van der Pekbuurt en in de Vogelbuurt. Mijn school stond aan de Mosstraat, bij het Mosplein, en daarvan werden vier lokalen afgeschoten. Vier lokalen waren dus helemaal weg. Tegenover mijn school was nog een kerk en die was ook helemaal plat. Daar was niets meer van over. Doordat die lokalen er niet meer waren, ben ik met mijn klas ondergebracht in de Azaleastraat. Daar hebben we de rest van de oorlog les gehad. Op een woensdagmiddag was er weer luchtalarm en toen werd er weer gebombardeerd. Het maakte zo’n verschrikkelijke herrie dat de ramen stonden te trillen. De juffrouw was bang dat de ramen kapot gingen en heeft ze een stukje opengezet. En wij, alle kinderen, zaten aan de andere kant van de klas als bange wezentjes af te wachten wat er ging gebeuren. Dat was een heel vervelend moment.’

Heeft u een vliegtuig zien neerstorten?
‘Mijn vader maakte mij ’s nachts wakker en zei ‘kom gauw, kom gauw kijken’. Hij nam me mee naar hun slaapkamer, aan de achterkant van ons huis. Toen zagen we een vliegtuig overvliegen en daar dropen allemaal vuurslierten uit. Dat vliegtuig was beschoten door een Duitse jager. We zagen het met brandende slierten richting het Centraal Station gaan. Korte tijd later zagen we daar een enorme oranje gloed ontstaan. Dat gebeurde bij het Carlton Hotel, vlakbij de Bloemenmarkt. Het is één van de grootste branden in Amsterdam geworden. Een goede bijkomstigheid was dat de Luftgaukommando, die daar toen gevestigd was, ook meteen weg was.’

‘En aan het eind van de oorlog, in 1945, was ik op straat aan het spelen toen kwam er ineens een vliegtuig heel langzaam overvliegen. Het wankelde een beetje vreemd, ging een beetje naar links, een beetje naar rechts. Het ging niet hard. Even later ging er een deur open van het vliegtuig en sprong er een bemanningslid uit. Dat bemanningslid kwam terecht in de Van der Pekstraat. Die piloot is nog een keer teruggeweest om te kijken waar het was gebeurd. Dat was in 1989. Het vliegtuig kwam terecht in de Spaarndammerbuurt.’

‘Aan het begin van de oorlog was ik met mijn moeder naar de stad geweest. We waren net op de pont en de die was halverwege toen het luchtalarm ging. De pont ging een beetje harder varen om zo snel mogelijk aan de kant van Noord te komen. Wij renden allemaal naar de Tolhuis, waar in de tuin een schuilkelder was. Dat was niet eens een schuilkelder, maar mensen noemden het een schuilkelder. En toen kwam er een vliegtuig over, dat vloog een beetje parallel aan het Centraal Station en die liet een bom vallen. Die bom kwam terecht in de Nieuwmarktbuurt. Dat was ineens boem.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892