‘We woonden in houten barakken die speciaal voor ons gebouwd waren’
Christiano, Emir, Huseyn en Ziggy vertellen het verhaal van
Amsterdam-Noord
Christiano, Emir, Huseyn en Ziggy van het Metropolis Lyceum in Amsterdam-Noord hebben een verslag gemaakt van het interview met Coba Tanasale (1953). Zij is in Nederland geboren, nadat haar familie van de Molukken hierheen kwam.
Kunt u beschrijven hoe de aankomst in Nederland was voor de mensen toen?
‘Het was verschrikkelijk voor de mensen toen ze in Nederland aankwamen. Ze waren heel dun gekleed, terwijl het koud was en de eerste jaren waren erg moeilijk. Veel mensen werden ontslagen, mochten niet werken en kregen maar acht gulden per maand, wat ontzettend weinig was. Alles moest je daarvan betalen: eten, kleding én geld in een elektrisch kastje doen om stroom te krijgen. Ze werden afgesloten van de gemeenschap en in de gaarkeuken werd er voor hen gekookt. Ze waren rijst gewend en kregen ineens aardappelen. Voor mijzelf was het niet zo moeilijk, maar mijn zussen hadden het er wel zwaar mee. Later is mijn moeder gaan werken, ging asperges plukken of werkte in de tuinbouw. Zonder dat extra inkomen hadden we niet genoeg geld om van te leven.’
Wat waren uw hobby’s in die tijd?
Voor mij was volleyballen wel het leukste. Dat vond ik echt een hoogtepunt van het kamp. We hadden op een gegeven moment ook contact met de plaatselijke bevolking en die wilden toen ook meedoen. Dat vond ik ook heel leuk, want vooral de oudere jeugd en ik was toen nog klein. Toen ik van Limburg naar Betuwe verhuisde, dat is in het midden van het land, zat ik wel op een volleybalclub. Maar ze vroegen me daar meer als stadionspeaker en ik stond minder in het veld. Verder vond ik muziek nog heel leuk, maar we hadden het geld niet en er waren geen muziekscholen in het plaatsje waar ik woonde. Dus ben ik nu, op mijn zeventigste, begonnen met pianolessen. Ja, je moet jezelf blijven uitdagen, anders kom je nergens.’
Was er onderscheid tussen de Molukse en de Nederlandse bevolking toen jullie hier arriveerden?
‘Ja, er was zeker een duidelijk onderscheid. Toen mijn familie in Nederland aankwam, werden ze in een kamp geplaatst, ver weg van de dorpen. Daar woonden alleen Molukse mensen en het lag in een bosrijke omgeving, een beetje zoals het Amsterdamse Bos, maar dan in Limburg. We woonden in houten barakken die speciaal voor ons gebouwd waren. Het voelde een beetje alsof we in een soort Center Parcs woonden, maar dan eenvoudiger. De verbondenheid binnen de Molukse gemeenschap was heel groot, alleen hadden we nauwelijks contact met de plaatselijke Nederlandse bevolking. Dat vond ik jammer. We kregen les in een klein schooltje in het kamp, samen met alleen maar Molukse kinderen. Toen ik tien jaar werd, moest ik naar een andere school, twintig kilometer verderop en vertrok ik elke ochtend om zeven uur met de bus Later verhuisden we naar het midden van het land en daar ging ik naar de middelbare school. Toen kwam ik pas echt meer in contact met de Nederlandse bevolking.’
Wat is uw leukste herinnering aan uw jongere jaren in het bos?
‘In mijn jongere jaren vond ik mijn opleiding erg leuk. Ik deed de lerarenopleiding in Utrecht en zat in een klas met leuke en gezellige mensen. We maakten muziek, zongen liedjes, kookten samen en probeerden nieuwe dingen uit. Ik hield van die gezelligheid. Als ik iets leuk vond, ging ik er echt voor. Mijn moeder bakte vaak koekjes. Mijn klasgenoten vonden ze heerlijk. Het voelde goed om iets van thuis te delen. Die tijd was speciaal. Ik heb veel geleerd, gelachen en mooie herinneringen gemaakt die ik nooit vergeet.’
Reflectie
‘De les die zij ons wilde meegeven, was om altijd jezelf te blijven en sterk te staan, ongeacht de situatie. Dat was erg inspirerend, omdat het laat zien hoe krachtig mensen kunnen zijn, zelfs in moeilijke tijden.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.