‘We mochten niet achter de meterkast in de gymzaal komen’
Amy-Lee, Isabel, Faith en Houda vertellen het verhaal van Greet Prent
Amsterdam
Amy-Lee, Isabel, Faith en Houda uit groep 8 van basisschool OBS Polygoon in Almere spreken met Greet Prent bij haar thuis. Zij woonde tijdens de oorlog in de Jordaan in Amsterdam. Almere was toen nog niet gebouwd. Onderweg naar mevrouw Prent vragen ze zich veel af: hoe zal haar huis eruit zien, zal ze spannende verhalen hebben en krijgen ze limonade en iets lekkers? Eenmaal aangekomen zijn ze wat stiller, maar nog altijd nieuwsgierig.
Hoe heeft u de oorlog ervaren?
‘Ik kom uit een groot gezin; thuis waren we met z’n twaalven. Ik was vijf toen de oorlog begon. Mijn vader moest in 1942 in een munitiekamp werken. Daar maakten ze wapens. Pas in 1946 kwam hij terug. Door de pijn aan zijn rug kon hij niet meer werken. Tijdens de oorlog, zonder hem, was het soms erg moeilijk voor mijn moeder. Tien kinderen en er was weinig te eten waar wij woonden. Iedereen kreeg voedselbonnen en daarmee stond je soms uren in de rij voor een beetje eten. We aten alleen aardappelschillen, bloembollen en suikerbieten. We deelden alles met de buurvrouw op twee hoog. Zij had ook kinderen en we moesten eerlijk delen. Mijn moeder is één keer opgepakt. Om wat extra geld te verdienen voor ons gezin verkocht ze peren op de zwarte markt. Veel mensen verkochten op de zwarte markt. Mijn moeder moest een nacht in de cel, maar dat vond ze niet zo erg, omdat ze daar wel te eten kreeg.’
Wat deed u tijdens de oorlog?
‘Ik ging in de loop van de oorlog niet meer naar school en zat de hele dag thuis. Er waren geen potloden of papier om mee te tekenen en ik had geen vriendinnen om mee te spelen. Niemand was op straat, omdat niemand wilde opvallen. Na acht uur ’s avonds mocht je niet meer naar buiten en moest je ramen en gordijnen dicht houden. Na een tijdje was er ook geen brandhout meer, dus zochten we in huis spullen om te verbranden, zoals hout van tafels, stoelen of deuren. Mijn broer pakte blokjes teer die in de tramrails lagen weg; ook daarvan kon je vuur maken. We zochten van alles om het maar warm te krijgen om zo te overleven. Na de oorlog heb ik de lagere school afgerond en daarna moest ik meteen gaan werken om te helpen ons gezin te onderhouden. Doorleren was geen optie. Ik verdiende negen gulden en een dubbeltje. Omgerekend is dat ongeveer 4 euro en 10 cent nu, maar voor die tijd was dat veel geld. Met dat geld konden we van alles kopen om het huis weer op te knappen.’
Wat herinnert u zich nog heel goed uit de oorlog?
‘Dat mijn meester een paar onderduikers achter een meterkast in de gymzaal op school had verstopt. Daarom mochten we niet in de gymzaal komen. Tijdens de oorlog zijn de onderduikers gevonden. Zij én mijn meester werden toen doodgeschoten. Ook herinner ik me dat op 2 mei 1945 in de krant stond dat Hitler dood was. Veel Nederlanders dachten dat de oorlog voorbij was. Ze gingen dat vieren op de Dam, maar tegenover de Dam zaten er nog Duitsers in hotel ‘De Roode Leeuw’, die de feestvierende mensen vanaf de hoogste verdieping beschoten.
Ik vind dat vergeleken met andere gezinnen ons gezin er redelijk goed vanaf is gekomen. Tijdens de oorlog heb ik ervaren hoe het is om niets te hebben. Brood op tafel was niet vanzelfsprekend en het was een moeilijke tijd om in te leven. Ik heb toen al geleerd dat het belangrijk is om respect te hebben voor alle mensen, jong of oud. Respect kost niets, alleen een beetje moeite.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.