‘We hebben geen land meer om naartoe te gaan’


Farwaz en Mohamed vertellen het verhaal van Jane Veltman
IndonesiëAmsterdam-Oost

Farwaz en Mohamed van Roc Top aan de Wibautstraat interviewen Jane Veltman over haar bijzondere leven. Mevrouw Veltman (85) is geboren in Nederlands-Indië, nu Indonesië. Op haar vijftiende moest zij vluchten naar Nederland. Het is een lang en bijzonder gesprek, waarin de twee jongens ook hun eigen ervaringen uitwisselen: over kolonialisme, vrijheid en onvrijheid, en over hoe het is om te moeten vluchten en ergens anders op nieuw te beginnen.

Kunt u vertellen wie u bent?
‘Ik ben geboren op Celebes, in Nederlands-Indië, nu Sulawesi. Ik had een oudere zus. Mijn vader werkte bij het Rijk, bij de post. De overheid wilde niet dat ambtenaren lokale mensen te goed leerden kennen want dan zou je fraude krijgen, dus werden ze regelmatig overgeplaatst. Ook wij verhuisden elk jaar; ik heb al mijn verjaardagen in een andere plaats gevierd. Mijn moeder was onderwijzeres. Zij gaf les in het Nederlands. Wij waren Indische mensen: van gemengd bloed, een beetje Nederlands en een beetje Indonesisch. Maar wij voelden ons Hollands.’

Wat veranderde voor u toen de oorlog uitbrak?
Toen Japan Nederlands-Indië bezette, woonden wij op Soerabaja en moesten we daar blijven. De Indonesiërs, de oorspronkelijke bevolking van de Indische archipel, dachten dat de Japanners hun zouden helpen om vrij te komen. Ze vochten niet echt mee met de Japanners, maar ze waren toch een beetje tegen de Nederlanders. Mijn vader is door Indonesiërs in de gevangenis gestopt, nadat er verzet was geweest op het postkantoor waar hij werkte. Dat was de reden, maar je hoeft eigenlijk geen reden te hebben als je denkt dat iemand de vijand is – en ze dachten dat hij de vijand was. Toen hij in de gevangenis zat vochten de geallieerden tegen de Japanners. De bewakers moesten vechten en hadden geen tijd meer om de gevangenen eten te geven of te bewaken. Daarom wilden ze hun vergiftigen, dan waren ze maar dood. Een geallieerde militair hoorde dat en is met zijn tank door de poort gereden. Zo kon mijn vader na een dag of tien vluchten. Wij hoorden pas later dat hij bevrijd was. Wij bleven ondertussen in ons huis, waar we wilden wachten tot de Engelsen zouden komen. Maar we moesten weg omdat het huis beschoten zou worden en zijn toen naar een kamp gebracht voor vrouwen en kinderen. Mijn vader is ondertussen uit de gevangenis gekomen, zelf zaten we nog zes tot zeven maanden in het kamp.’

Waarom moest u naar Nederland vluchten?
Toen de oorlog met Japan afgelopen was, kwamen de Indonesiërs meteen in opstand. Voor de Indonesiërs hoorden wij bij beide groepen en zij vonden dat wij aan de kant van de Indonesiërs moesten vechten. Maar wij Indische mensen voelden ons Hollands, waren altijd als Nederlanders opgevoed en hebben aan de Hollandse kant gevochten. Het werd toen gevaarlijk voor Indische mensen en dus was het eigenlijk nog steeds oorlog voor ons. Als we waren gebleven, zouden we zijn doodgemaakt. Er waren mensen die niet weg konden, die geen paspoort hadden of niet konden bewijzen dat ze Nederlander waren, of die de vlucht niet konden betalen. Omdat mijn vader ambtenaar was is onze reis naar Holland voor hem betaald. Daarom zijn wij in 1950 hier gekomen.’

Hoe was het voor u om naar Nederland te gaan?
We kwamen hierheen met de boot. We hadden een Nederlands paspoort dus mochten gewoon komen, we hoefden geen asiel aan te vragen, zoals Syrische vluchtelingen nu. Maar we waren wel vluchtelingen. En als je hier geen familie had, moest je door de overheid worden opgevangen, in ‘contractpensions’. We moesten dat zelf betalen. Waar we daarna gingen wonen, konden we niet zelf vragen. We wilden naar Den Haag, waar altijd de meeste Indische mensen woonden, maar werden naar Katwijk gebracht, een streng-gelovige plaats waar je op zondag niet op de boulevard mocht wandelen. De Nederlandse taal kenden we al, en ook op school had ik alle topografie al geleerd, zoals waar Hoogezand-Sappemeer lag: tussen Groningen en Nieuweschans. Maar het land was heel anders. Er waren dingen die ik nooit wist, of ik eigenlijk nog steeds niet weet. Als mensen vragen of je koffie komt drinken, hoe laat moet je dan komen? Ik ben hier altijd gebleven. Want we hebben geen land meer om naar terug te gaan; Nederlands-Indië bestaat niet meer. Het is nu Indonesië, een land jonger dan ik zelf.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892