Koloniale sporen in mijn buurt
‘Het lied gaat over stenen waarmee slaven mishandeld werden’
Alex, Douae, Elian, Faraz, Laura ontmoeten Ruth Christien Lo Asioe
Revinio, Kenlisha, Damiël, Ismaël en Ashantiwa van de openbare school Wonoredjo in het noordoosten van Suriname spreken met Tresna Pinas (1973). Mevrouw Pinas is bekend in Moengo omdat ze leerkracht is geweest op verschillende scholen.
Hoe was het in uw kindertijd?
‘Mijn kindertijd was heel leuk in Moengo. Ik kende bijna alle buurten en ging naar verschillende lessen, zoals blokfluitles en padvinderij. We klommen in manjabomen en gingen naar Stafdorp om sinaasappels te stelen bij de boerderij. In de avond gingen we honden plagen. Ik ging ook vanuit Bernharddorp naar Bursideweg om koeien te plagen of om vriendinnen van de school te bezoeken.’
Hoe was de oorlog in Moengo?
‘Het was niet leuk. We waren allemaal bang, omdat je vaak schoten hoorde. Ze hebben mensen doodgeschoten, mijn eigen familie ook. Elke ochtend als je opstond wist je niet wat er zou gebeuren. We dachten dat we dood zouden gaan. Op een gegeven moment zijn we gevlucht naar de Franse kant en daar waren we veilig. Anderen gingen naar Paramaribo en sommigen gingen naar familie in Commewijne. De Hindoestanen gingen ook naar Commewijne, anderen naar Nickerie.’
Naar welke school bent u gegaan?
‘Als kleuter zat ik op de Bambischool. Toen ik zes jaar was, ging ik naar de Fred Murrayschool en daarna naar de mulo. Toen begon de oorlog. Na de oorlog deed ik de opleiding voor Boslandakte, en ook de onderwijzersakte. Met de Boslandakte leerde je om in het binnenland les te gaan geven. Ik ben naar Wanhatti gegaan om te werken als leerkracht. En later ben ik schoolhoofd geworden op de Bambischool waar ik dus zelf ook als kleuter was geweest. Ook ben ik op de mulo schooljuffrouw geworden. Overal waar ik als kind ben geweest, ben ik later juffrouw geworden.’
Hoe was het op school vroeger?
‘Het was heel streng. Als je haar een beetje verfrummeld was, dan werd je naar huis gestuurd. Je was verplicht om kousen aan te trekken met elastiek om ze recht te houden. Als je geen kousen aanhad, dan werd je gezweept. Op de EBG-school moest je hemd netjes geknoopt zijn met vier knopen. En alle meisjes moesten strikjes in hun haar dragen. Het was echt streng. Als je een 5 had, kreeg je vijf slagen, want je moest op een 10 komen. Als je een 3 had, dan kreeg je nog zeven slagen. Maar als je flink was, dan werd je beloond. Ik was heel flink en ik was bijna elk jaar de beste van de klas, dus aan het eind van het jaar mocht ik verkeersbrigadier worden.’
Wat is een verkeersbrigadier?
‘Dat zijn schoolkinderen met een geel vest aan en in de hand een rond bord aan een stok. Als verkeersbrigadier moest je op straat bij het zebrapad de auto’s stoppen zodat kinderen konden oversteken. Als er heel veel kinderen stonden te wachten, liet ik met hulp van mijn bord de auto’s stoppen en dan vloot ik op mijn fluit, prrrrrrr, en zei ik: ‘Klaar over’, en dan konden de kinderen oversteken. En als ze waren overgestoken, floot ik weer, prrrrr, en dan mochten de auto’s weer rijden.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.